(1949) (inf.) iemand met erg veel lichaamskracht of buitengewoon bekwaam persoon.
• Een bescheiden, maar bekwaam kunstenaar, afkomstig uit Meerssen. zoals Eyck en Levigne, exposeert thans bij Kunsthandel Dejong in Maastricht een uitgebreide verzameling doorwrochte tekeningen, aquarellen en schilderijen. Alphons Volders is geen geweldenaar, maar hij doet ook niet „alsof". Hij weet een paar slungelachtige, half uitgebloeide zonnebloemen te tekenen op een wijze, die een Ruskin hem niet verbeterd zou hebben, raak, met karakter, boeiend en zonder een spoor van peuterigheid. (De Volkskrant, 11/02/1949)
• Het portret van Amsterdams wethouder Lammers prijkt op de omslag van de Haagse Post van deze week, met als ondertitel: „Lammers de geweldenaar". „Door listige manoeuvres, onverzettelijk, bekwaam en hardhandig is nieuw-linkser Han Lammers de machtigste man van Amsterdam geworden", schrijft het blad dat de wethouder en „zijn vazallen" drie weken hinderlijk volgde en het verslag daarvan, samen met uitspraken van vriend en vijand van de geweldenaar, publiceert. (Nieuwsblad van het Noorden, 20/09/1974)
• James volgde de geweldenaar Nick Faldo op. Faldo presteerde ditmaal ver beneden zijn kunnen. Met een totaal van 289, een boven par, kwam hij niet verder dan de 54ste positie. (NRC Handelsblad, 05/06/1990)
• Vunderink gaat in de Savoie niet voor goud. Daarvoor heeft de geweldenaar op de lange afstanden in zijn loopbaan te weinig gewonnen. (Trouw, 02/01/1992)
Gepubliceerd op 13-07-2020
geweldenaar
betekenis & definitie