(16e eeuw) (inf.) schurkachtig, gemeen, doortrapt.
• De fieltige zaakwaarnemers waren reeds op de beste plaatsen neergestreken … (F. Bordewijk: Karakter. 1938)
• Als een kind een beetje fieltig lacht, krijgt het te horen: de duvel lacht mit je… (Taal en Tongval. Jaargang 30. 1978)
• Ontferm u bovenal over het feit dat hij mijn vrouw zo fieltig en herhaaldelijk heeft gehoond en mijn kinderen verwond. (Tiecelijn. Jaargang 7. 1994)
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk