Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 24-06-2022

een frietje steken

betekenis & definitie

(1998) (Vlaanderen, inf.) een portie frieten eten van de frituur.

• Wie de tonnen decibels even moe was, kon rustig een frietje steken of gaan shoppen op de metalmarket. (Het Belang van Limburg, 29/06/1998)
• Ach, als vader alleen word je inventief. Ik kan blind een wasmachine aanzetten: wasverzachter erin, knop om, klaar. Of een knoop aannaaien. Je gaat vaker dan normaal een frietje steken. (De Morgen, 28/07/2000)
• De organisator van het concert zet het publiek aan om de glazen nog eens vol te doen en nog een lekker frietje te steken. (de Standaard, 09/08/2001)
• Bovendien krijgt u niet alleen soep, glühwein en warme choco. Deze keer kunt u ook een frietje steken en een glaasje jenever achterover slaan. (Het Laatste Nieuws, 11/01/2005)
• Sinds kort is het 'fritkot' ondergebracht in een huis aan de Hendrik Speecquvest. Smaakt mij goed zo af en toe. Even een frietje steken, zeggen ze.' (De Kampioen, oktober 2007)
• Gratis frietje steken op Plassendaledag. (de Standaard, 27/04/2009)
• Een frietje steken. Het gebeurt op gezette tijden bij menig Vlaming. Maar toch geraakt niet iedereen tot in de frituur, weet de VLAM. Die wil ons daarom tijdens de 'Week van de Friet' aansporen om iemand persoonlijk uit te nodigen om samen frietjes te gaan eten.(De Morgen, 25/11/2015)
• 'Ik voel een hongertje knagen,' had ik eerder gezegd, 'laten we een frietje steken hier bij dit gezellig ogende frituurtje. Een snelle hap heeft zijn charmes.' (Liesbet De Visscher: Het meisje dat niet kon kiezen. 2018)