1) (1960+) (sch.) directeur. Genoemd naar de boze circusdirecteur (vertolkt door Willy Ruys) uit de populaire kinderserie 'Pipo de clown'. Een ander personage (uit dat programma) dat spreekwoordelijk werd, is Bromsnor*.
• (Wim Meuldijk & J. Wesseling: Pipo en de pijlkunst: met Klukkluk en Dikke Deur. 1968)
• Dikke deur: directeur. (Piet Grijs: Blijf met je fikken van de luizepoten af. 1972)
• Mevrouw Laskewitz, Achter de Hoven 79, Leeuwarden tel. 28680, mist sinds dinsdag de donkerrrode poes des huizes, een fraai dier met groene ogen maar zonder naam, al wordt hij wel eens Dikke Deur genoemd. Iemand die deur gezien. (Leeuwarder Courant, 30/08/1974)
• De dikke-deur van de afdeling culturele voorzieningen zingt voor haar een Frans chanson. (Pamela Koevoets: Arme Engelen. 1988)
• Het duurde dan ook zo'n zes jaar voordat de dikke deur van Mojo zijn debuut-CD, 'Rebecca' getiteld, durfde uit te brengen. (Nieuwe Revu, 24/10/1991)
• Hij vond zich echt een dikke deur. (Oor, 08/02/1992)
• De "dikke deuren" van SVV/ Dordrecht '90", Cees den Braven en John van Dijk, hebben er een puinhoop van gemaakt. (de Volkskrant, 07/03/1992)
• Haar moeder, een kettingrokende dikke deur, kon haar niet opvoeden, besteedde Katie als baby uit aan een andere kettingrokende dikke deur, waarna de twee deuren ruzie kregen over van wie Katie nou eigenlijk was. (Nieuwe Revu, 20/01/1993)
• ‘Weet je hoe ze je op school noemen?’ vraagt Pieter. De vader is populair bij oudere gymnasiumleerlingen. De rest van de schoolbevolking noemt hem Deur. Pieter weet niet zeker of dat komt van Dikke Deur of van ouwedeuren. Waarschijnlijk van allebei. (Lydia Rood: Offerande. 1995)
• Matthijs van Nieuwkerk van Het Parool noemde het genootschap een club van Dikke Deuren. (HP/ De Tijd, 21/01/2000)
• Niet de hele week in de binnenstad een beetje de dikke deur uithangen in de goede tijden. (HP/ De Tijd, 14/02/2003)
• Achter de geraniums zitten was zijn ideaal, met een lange neus naar alle dikke deuren die in afscheidsinterviews zeiden dat ze niet achter de geraniums gingen zitten, een gemeenplaats, zo versleten dat het ergste viel te vrezen voor hun geestelijke vermogens. (Martin Schouten: Kippensoep met Cor. 2014)
• Ik herinner mij de televisieserie Pipo de Clown met Mammaloe, de Dikke Deur, Felicio en Klukkluk. (Maarten Spanjer: Geluk is een herinnering. 2019)
• Pipo is een reizende clown. Hij is gevlucht uit het Circus van de Dikke Deur. (Belinda Meuldijk: Papa Pipo. 2011)
2) (2004) (scheldw.) dik persoon.
• Kinderen roepen haar na op straat: ‘Dikke deur, dikzak!’ (Hanneke Groenteman: Doorzakken bij Jamin. 2004)
Gepubliceerd op 01-06-2020
dikke deur
betekenis & definitie