Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 14-11-2022

crew

betekenis & definitie

1) (1984) (< Eng.) (jeugd) muziekgroep; band; groepje hiphoppers (in dezelfde kleding).

• Crew. Een groep breakdansers, die dezelfde kleding draagt. (Verklarende woordenlijst hip-hop-cultuur in Het Parool, 28/08/1984)
• ... een van de weinige vrouwelijke HipHop-crews van Nederland, The Devastating Female Tour. (Haagse Post, 21/11/1987)
Live verschilt de crew van andere acts. (Oor, 09/04/1988)
• (Marc Hofkamp & Wim Westerman: Aso’s, bigi’s, Crimi’s. Jongerentaalwoordenboek. 1989)
• In die crew zat beatboxer Blonnie B, de eerste die ik Nederlands hoorde rappen. (Nieuwe Revu, 27/03/2002)
• Op een avond was hij binnen met z'n crew en vrienden, en toen wilde iedereen een 'freestyle battle' met hem aangaan, waarbij rappers elkaar aftroeven met ter plekke verzonnen teksten. (Nieuwe Revu, 13/11/2002)
• Sinds vorige week is Jezus met z'n homeboys alias z'n crew of 12 on the road en in Jeruzalem, waar Mr Peace, Love & Happiness iedereen de osso van God oftewel de tempel uit kickt. Zo gaat het er toe in 'De torrie of Mattie', beter bekend als het evangelie volgens Matteüs. (Trouw, 14/11/2011)

2) (< Eng.) (straattaal) bende.

• In enkele van de zeventienduizend afgeluisterde telefoongesprekken, veelal ‘in sluiertaal’, lijkt ‘Ossi’ R. te bespreken dat hij ‘met zijn crew’ bij de schietpartij betrokken was en dat ze alle vier hebben geschoten. (Paul Vugts: Doodgeschoten. 2014)