Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 17-06-2020

chocoladebeen

betekenis & definitie

(1960+) (voetb.) been (linker of rechter) waarmee een voetballer niet kan voetballen.

• De ellende zit 'm vooral in het linkerbeen, het afzetbeen. „Ja, dat is m'n chocoladebeen. Ik heb moeite met springen, kom altijd een fractie te laat bij de bal". (Limburgsch dagblad, 31/03/1979)
• Toen de goed spelende Tsjech Jozef Chovanec na een paar kapbewegingen met zijn 'chocoladebeen' voor 0-2 had gezorgd, gaf PSV de touwtjes uit handen. (de Telegraaf, 13/03/1989)
• Nee, als voetballer is Van Breukelen geen grootheid. En zeker niet wanneer de bal voor zijn rechtervoet komt te liggen. Dat is, wat voetballers wel noemen, zijn chocoladebeen. Het been dat zorgt voor onrust. (Trouw, 10/02/1994)
• Zijn zwakke linkerbeen is nu beter dan het chocoladebeen van Richard Witschge. (het Parool, 01/02/2001)
• Richard Witschge mist een penalty met zijn chocoladebeen. Dat is zijn rechter, en daar staat hij alleen op. (het Parool, 21/03/2001)
• Twaalf minuten later schonk invaller Nicolai Mitea - Victor Sikora viel uit met een achillespeesblessure - Ajax de zege met zijn 'chocoladebeen'. (het Parool, 09/02/2004)
• Hij trainde en trainde, net zo lang tot hij ook met het linkerbeen een gave voorzet kon geven. Met dat chocoladebeen gaf hij bijvoorbeeld in 1974 de beslissende voorzet op Johan Cruijff in de historische WK-match in Dortmund tegen Brazilie. (Trouw, 28/02/2005)
• (Kees Van der Waerden: Groot voetbalwoordenboek van de Nederlandse Taal. 2006)
• Qua betekenis van dat sportjargon sta ik volledig buitenspel. Voor de geïnteresseerden de betekenis: hotseknotsbegoniavoetbal (enigszins ouderwetse term voor knullig voetbal, bedacht door oud-trainer Bert Jacobs), angstgegner (gevreesde tegenstander), frommelgoal (doelpunt vanuit chaos/onoverzichtelijke situatie), schwalbe (doen alsof je het slachtoffer bent van een overtreding), chocoladebeen (met het minst geoefende/slechtste been schieten, bijvoorbeeld met links als je rechtsbenig bent), tackelen (pootje haken, iemand laten vallen), stiftje/lobje (specifieke traptechniek, het over de keeper heen wippen van de bal) en ausputzer (laatste verdediger; geeft rugdekking en ruimt rommelig voetbal op). (Jiska Duurkoop: Straatpraat. Hoe moderne straattaal Nederland verenigt en verdeelt. 2018)