Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

Gepubliceerd op 18-05-2020

canapé

betekenis & definitie

1) (1913) (K.M.A. Breda) mak paard. Omdat men er comfortabel kan op zitten? Syn.: geit*; koei*.

• Kanapee: mak paard. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914 Soldatentaal)

2) (1960+) (bridge) manier van bieden waarbij een speler zijn langste kleur eerst met zijn tweede bod aangeeft. Het systeem werd bedacht door de Franse bridge-speler Pierre Albarran.

• Bij HOK-2 zijn er twee nieuwe combinaties naar Bakker-Englander, Paulissen-Jansma en Ramer-Klaver. BCO bood slechts twee harten via de NZ-bieding: zuid één ruiten - noord één harten - zuid twee harten - allen passen. CPP opende de zuidkaart met één harten volgens het canapé-principe (tweede kleur eerst). (De Telegraaf, 07/09/1991)
• Methode van bieden waarbij met twee biedbare kleuren van ongelijke lengte eerst de kortste kleur wordt geboden. Het canapé-principe wordt onder meer toegepast in Crazy Diamond. (Toine van Hoof: Het Bridge woordenboek. 1998)
• In bridge wordt met canapé een conventie aangeduid waarbij een speler zijn langste kleur eerst met zijn tweede bod aangeeft. Dit principe vormt de basis van verschillende Europese biedsystemen. Het concept wordt toegeschreven aan de Fransman Pierre Albaran. (Wikipedia)