Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 01-07-2020

alterneut

betekenis & definitie

(1991) (sch. of pej.) therapeut die aan alternatieve therapieën doet.

• Als je bij zo'n alterneut de hersenpan openzaagt kom je geen linker- en rech-terhemisfeer tegen, maar twee reusachtige zweetvoeten..(NRC Handelsblad, 05/10/1991)
• Marcel Hulspas, hoofdredacteur van het stichtingsblad Skepter, typeert de op-richters in 1987 als een mengeling van twee soorten wetenschappers: de `sla-de-alterneut-op-zijn-kop'-types, de bestrijders, en de nieuwsgierigen, die mis-schien wel een hang naar het mystieke hebben maar afgeschrikt worden door `al die wazige, esoterische clubjes in kaarsverlichte kamertjes'. (HP/De Tijd, 07/11/1997)
• (Peter Burger & Jaap de Jong: Taalalmanak. 1997) p. 17
• Artsen of alterneuten die geloven dat konijnenkeutels in goud de belangrijkste nieuwe werk-zame pijnstillers vormen, kunnen er veel goeds mee doen. (HP/ De Tijd, 15/10/1999)
• Iedere alterneut of navelstaarder mag zich nu 'genezer' noemen. (Nieuwe Revu, 11/04/2001)
• Wel, de alterneuten - zo noem ik al die alternatieve therapeuten - gaan in die afvalbak rommelen en halen er van alles uit. (Gili. Iedereen pananormaal. 2010)

< >