(1935) (inf.) erg, in hoge mate.
• Je ome dreigde kapsie te make en die nette familie kneep ‘m as de zenuwe! (Willem van Iependaal: Polletje Piekhaar, 1935)
• ‘Ja, je zit met gestolen goed toch niet in de dakgoot te wuiven, wel?! Al de bullen komen uit Duitsland! De Spartakisten rauzen als de zenuwe. Begrepen?!’ (Willem van Iependaal: De commissaris kan me nog meer vertellen. 1951)