afgetrokken
(19e eeuw) (inf.) vermoeid, verzwakt. • De man zag er destijds erg somber en afgetrokken uit, maar betaalde prompt zijn huur en gaf hoegenaamd geen last in huis... (De Gids. Jaargang 45. 1881) • Wat hei-je, kind? Je bent zoo zenuwachtig en je ziet er zoo afgetrokken uit? (Maurits Wagenvoort: Een passie. 1891) • De vader zag er moe en...