(of Tauros) is het zuidelijke randgebergte van Klein-Azië. Het loopt van de Eufraat westwaarts tot aan de Aegaeïsche Zee en vormt een door vele rivierdalen doorsneden bergketen, die naar het Z. bij de zee steil afdaalt, maar naar het N. geleidelijk in hoogvlakten overgaat.
De Taurus wordt onderverdeeld (van W. naar O.) in de Lycische Taurus (Ak Dagh 3034 m), de Cilicische Taurus (tot aan de Seihoen). Ten W. van de Samanti Su sluit zich de van Z.W. naar N.O. verlopende Antitaurus bij de Taurus aan; ten O. van de Eufraat volgt hierop de Armenische Taurus, waarvan het verloop noordwaarts gericht is en die ten slotte overgaat in het hoogland van Armenië. Het gebergte bereikt in het O. van het landschap Cilicië een hoogte van ruim 3000 m. De belangrijkste bergpas, de Gülek-Boghas, in de Oudheid bekend als de Cilicische Passen (n6om) ligt in een breukdal (Tekir) en verbindt Klein-Azië met Syrië; door deze pas loopt ook de Bagdadspoorweg. Ten W. van deze passen draagt het gebergte thans de naam van Boelghar-Dagh en ten O. die van Ala-Dagh. Het wordt hier doorsneden door twee rivieren, de reeds genoemde Seihoen (in de Oudheid Saros) en de Dsjihan (in de Oudheid Pyramus), die beide in de Middellandse Zee uitmonden. Aan de waterarme noordzijde van het gebergte liggen grote zoute meren.