(pseud.: Mynona) (Gollantsch, Polen, 4 Mei 1876 - vermoedelijk 1946 als emigrant gestorven), studeerde en promoveerde te Berlijn en wijdde zich aan de literatuur. In 1933 heeft hij Duitsland verlaten en is sindsdien spoorloos verdwenen.
Hij werd vooral bekend door zijn talrijke parodieën en satiren.Bibl. (voornaamste geschriften): Die Stellung Schopenhauers zu Kant (1902); Schopenhauer (1906); Jean Paul (1907): Fr. Nietzsche (1911); Schwarzweissrot (1916); Grotesken (1921); Trappistenstreik (1922); Unterm Leichentuch (1922); Graue Magie (rom. 1922); Ich möchte bellen (1924); Anti-Freud (1924); Wie durch ein Prisma (1924); Mein hundertster Geburtstag (1928); Hat Remarque wirklich gelebt? (1929); Der lachende Hiob (Paris 1935).
