een toestand van de dampkring waarbij het zicht door in de lucht zwevende microscopisch kleine waterdruppeltjes of waterhoudende deeltjes verminderd is tot minder dan 2 km (op zee minder dan 1 zeemijl; deze afstanden zijn internationaal afgesproken); de fijne waterdruppeltjes zijn veel kleiner en meer verspreid dan in mist. Zodra het zicht minder dan 1 km is, krijgt men mist; deze overgang is echter niet scherp en buiten het meteorologische spraakgebruik worden de woorden „nevel” en „mist” (Duits: „Nebel” = mist) wel door elkaar gebruikt; vooral het meervoud „nevels” (nevelen) wordt wel gebruikt in de betekenis van mistflarden.
Nevel treedt vooral op in een vochtige atmosfeer, die voldoende (hygroscopische) kernen heeft.DR P. GROEN.