Sir, Brits staatsman (Naworth, Cumberland, 1 Juni 1792 - Netherby 25 Oct. 1861), werd in 1818 lid van het Parlement en in het ministerie-Grey eerste Lord der Admiraliteit (1830-1834). Hij was een van de steunpilaren der Whigs.
Later echter naderde hij meer en meer tot de Tories, zodat hij in 1837 zijn zetel voor Cumberland verloor, maar in 1838 door de Tories te Pembroke herkozen werd. In 1841 werd hij staatssecretaris in het ministerie Peel en ging met Peel mee in de kwestie der korenwetten. Het openen, op zijn gezag, der brieven van Mazzini (1844), waardoor de Oostenrijkse regering bericht ontving van de aanslagen der vrijheidsmannen, wekte grote verontwaardiging, terwijl Graham toch reeds impopulair was door zijn onaangenaam karakter. Hij trad in 1846 met Peel af.
In 1852 kwam hij in het ministerie-Aberdeen-Russell wederom aan het hoofd der Admiraliteit, thans weer meer liberaalgezind, doch zijn maatregelen gedurende de Krimoorlog vonden geen goedkeuring, zodat hij in 1855 aftrad.Lit.: C. S. Parker, Life and letters of Sir James Graham (2 dln, 1907).