(Lat.: dormire = slapen) noemt men de slaapzaal van een kloostergemeenschap. Vroeger sliepen de monniken in een grote open zaal naast elkaar (Regel van Benedictus, cap.
XXII). Tegenwoordig beschikt iedere kloosterling over een afzonderlijke cel, welke tegelijk studeer- en slaapkamer is.