Winer

betekenis & definitie

Winer (Georg Benedikt), een uitstekend Duitsch godgeleerde, geboren den 13den April 1789 te Leipzig, studeerde aldaar in de theologie, werd er in 1817 privaatdocent en in 1818 buitengewoon hoogleeraar, vertrok in 1823 naar Erlangen, maar keerde in 1832 als gewoon hoogleeraar naar Leipzig terug, waar hij den 12den Mei 1858 overleed. Van zijne geschriften noemen wij: „Grammatik des neutestamentlichen Sprachidioms (1822, 7de druk, 1867)”, — „Bibliches Real Wörterbuch (1820; 3de druk, 1847—1846, 2 dln), — „Komparative Darstellung des Lehrbegriffs der verschiedenen christlichen Kirchenparteien (1824; 3de druk, 1866)”, — Grammatik des biblischen und targumischen Chaldäismus (1824; 2de druk, 1842)”, — „Chaldäisches Lesebuch (1825; 2de druk, 1862)”, — en „Handbuch der theologischen Literatur, haupsächlich des protestantischen Deutschland (1825; 3de druk, 1838—1840, 2 dln)”. Ook redigeerde hij met Engelhardt het „Neue kritische Journal der theologischen Literatur (1824—1830)” en alleen het „Zeitschrift für wissenschaftliche Theologie (1826—1832)”.