Vörösmarty (Michaël), een beroemd Hongaarsch dichter, geboren den 1sten December 1800 te Nyék in het comitaat Stuhlweiszenburg, studeerde te Pesth in de regten, werd de onderwijzer van Moritz Perczel, wijdde zich vervolgens aan de regtspractijk en bepaalde zich daarna uitsluitend bij de poëzij. Gedurende de revolutie van 1848 werd hij afgevaardigd naar de Nationale vergadering. Later zag hij zich gevonnisd door de Oostenrijksche regtbank, maar ontving genade, en overleed te Pesth den 19den November 1855, waarna Deak ten behoeve van zijne achterblijvende betrekkingen door middel eener nationale collecte eene som van 100000 Oostenrijksche guldens bijéénbragt. Reeds als student schreef Vörösmarty het treurspel: „Koning Salomo”, het dichterlijk verhaal: „De zegepraal der trouw” en eenige lierdichten.
Groot opzien baarde voorts in 1825 zijn epos: „De vlugt van Zalán”. Daarop volgden eenige kleinere dichteriijke verhalen en lierdichten, een vaderlandlievend drinklied en de Ode: „Oproeping”. Voorts leverde hij vertalingen van „Duizend en één nacht”, van den „King Lear” van Shakspere, onderscheidene dramatische stukken en talrijke artikelen in tijdschriften. In 1830 zag hij zich benoemd tot lid der Hongaarsche Académie en der Kisfaludy-Vereeniging. De laatste uitgave zijner gezamenlijke werken is in 1864 in 12 deelen in het licht gezonden door Gyulai.