Alfred de Vigny, een uitstekend Fransch dichter, geboren den 27sten Maart 1799 op het kasteel Loches in Touraine, trad in 1814 in dienst bij het leger, trok daarmede in 1823 naar Spanje, nam in 1828 als kapitein zijn ontslag en leefde voorts ambteloos te Parijs, waar hij den 18den December 1863 overleed. Sedert 1842 was hij lid der Académie. Hij behoorde als dichter tot de eersten, die zich van de gebruikelijke vormen der Fransche dichtkunst losmaakten.
Hij voegde zich bij de Romantische school, maar zonder den dichterlijken schoonheidsvorm te verwaarloozen.
Van zijne voortbrengselen vermelden wij:
— „Poëmes (1822)”,
— „Poëmes antiques et modernes (1828; 5de druk, 1841)”,
— de romans: „Cinq Mars ou une conjuration sous Louis XIII (1826; laatste druk, 1876)”,
— „Stello ou les diables bleus (1832)”,
— „Servitude et grandeur militaires (1835; 8ste druk, 1864)”,
— de historische drama’s: „La maréchale d’Ancre (1831)”, en
— „Chatterton (1834)".
Na zijn dood verschenen nog: „Les destinées. Poëmes philosophiques (1865)”, — en de romans: „La veillée de Vincennes (1867)”, — en „Laurette ou le cachet rouge (1867)”, — alsmede: „Journal d’un poëte (1867)”. Verzamelingen van zijne stukken kwamen in het licht onder de titels: „Théâtre (9de druk, 1870)”, — en „Poësies complètes (1864)”.