Vendée, een Fransch departement, alzoo geheeten naar het riviertje van dien naam, hetwelk zich uitstort in de Sèvre Niortaise, is omgeven door de departementen Loireinférieure, Maine-et-Loire, Deux Sèvres, Charente Inférieure en den Atlantische Oceaan, en telt op ruim 122 □ geogr. mijl 412000 inwoners. Dit departement ligt gedeeltelijk op het stroomgebied van de Loire, welke er de Sèvre Nantaise met de Maine en de Acheneau met de Boulogne ontvangt, en wordt gedeeltelijk door eenige kustrivieren besproeid. Behalve het kanaal van Lugon zijn er onderscheidene afwateringskanalen. De grond is er zeer verschillend; men heeft er le marais of moerasland, eene zandige en lage streek langs de zee, die men echter door kunstwerken vruchtbaar heeft gemaakt; — le bocage, waar men groote uitgestrektheden heide aantreft, maar ook veel bosch, ooft- en wijngaarden, — en la plaine, eene dorre, schraal besproeide vlakte.
Tot dit departement behooren ook de eilanden Noirmoutier en Dieu, welke van alle kanten door klippen omgeven zijn. Van het Ned. bundertal der oppervlakte zijn 415000 bouwland, 120000 hooiland, 15000 wijngaarden, 27000 bosch, en 48000 heide- en weidelanden. Men verbouwt er tarwe, gerst, haver en boekweit, —voorts groenten, knollen, vlas, hennep, koolzaad en wijn. Het rijk der delfstoffen levert er steenkolen, marmer, antimonium en ijzerhoudende bronnen. Het klimaat is er veranderlijk, maar niet ongezond.
De voornaamste bronnen van bestaan zijn er landbouw, veeteelt, zoutwinning en visscherij. De nijverheid is er nog weinig ontwikkeld en levert papier, linnen garen, wollen en katoenen weefsels, sardines, beenzwart en kunstmest, en er wordt handel gedreven in zout, graan, aardappelen, peulvruchten, groenten en visch. Het verkeer wordt er bevorderd door den spoorweg van Nantes naar La Rochelle, door dien van Bressuire naar Sables d’Olonne en door 8 havens. Men heeft er een lycéum, 2 gemeentelijke colléges en eene school van middelbaar onderwijs. Dit departement is verdeeld in 3 arrondissementen en heeft La Roche sur Yon tot hoofdstad.
De bevolking van het geheele kustgewest der Vendée, dat het grootste gedeelte van het aloude Poitou, alsmede een gedeelte van Anjou en Bretagne — te zamen 400 ☐ geogr. mijl — omvat, onderscheidt zich in karakter en levenswijs van de overige inwoners van Frankrijk en was weinig ingenomen met de Revolutie van 1789. De adel en de geestelijkheid waren er diep gekrenkt door het verlies van hunne voorregten en zochten ook de landlieden op te hitsen. Reeds in 1791 hadden hier en daar volksbewegingen plaats. Door den val van het Koningschap en de teregtstelling van Lodewijk XVI klom te verbittering, en toen den 10den Maart 1793 eene groote ligting van recruten zou plaats hebben, werd de vaan van den opstand opgestoken. Te St. Florent koos de menigte een voerman, Cathelineau, en in Neder-Poitou Charette tot aanvoerder. Binnen eene maand waren in alle oorden des lands kolonnes van oproerlingen vereenigd, die de afzonderlijke republikeinsche korpsen met goed gevolg bestreden. Gemis van krijgskundige bekwaamheid werd opgewogen door eene grondige kennis van het terrein, en toen de adel zich aan hunne zijde schaarde, erlangden de landlieden een uitstekenden bevelhebber in Larochejacquelein, die den 25sten Mei 1793 bij Fontenay le Comte eene schitterende overwinning behaalde en den 10den Junij Saumur veroverde. Deze stad werd nu het middelpunt der krijgsverrigtingen, waarna men Cathelineau tot opperbevelhebber koos. Inmiddels liet de beloofde bijstand uit Engeland op zich wachten, en om meer hulpbronnen te openen, ondernam de armee der Vendéers den 29sten Junij 1793 een aanval op Nantes, die evenwel ongelukkig uitviel. Na den dood van Cathelineau kwam de baron d’Elbée aan hun hoofd. Inmiddels besloot de Nationale Conventie, twee groote legers bij La Rochelle onder Rossignol en bij Brest onder Canclaux bijéén te trekken en alzoo de kust af te sluiten. Daarenboven zond zij het roemrijke garnizoen van Mainz naar de Vendée en besloot tevens, dat de wouden en gehuchten der Vendée door de vlammen verwoest, het huisraad, het vee, de vrouwen en kinderen naar het binnenland van Frankrijk gebragt, de goederen der opstandelingen verbeurd verklaard en de landstorm der naburige gewesten opgeroepen zouden worden. Niettemin zegepraalden de Vendéers bij Chantonay en Torfou. Om zich levensmiddelen te verschaffen, Bretagne in opstand te brengen en de verwachte Britsche hulptroepen te gemoet te komen, trok het hoofdleger der Vendéers over de Loire, maar de gekoesterde verwachtingen bleven onvervuld. De inwoners van Bretagne betoonden weinig sympathie en de Engelschen bleven uit. Op den terugtogt behaalden de Vendéers wel is waar de overwinning bij Dol, maar verloren in de gevechten bij Le Mans 15000 man. Een ander korps werd kort daarna bij Savenay vernietigd, en slechts een klein gedeelte onder Larochejacquelein en Stofflet ontsnapte naar het vaderland. Nu vielen de troepen der Nationale Conventie in de Vendée, waar Charette zich nog staande hield, en zochten door een vreeselijken verdelgingsoorlog (de gevangenen werden over de kling gejaagd) het land in eene woestenij te herscheppen. Toch zouden de „helsche kolonnes” van generaal Turreau bezwaarlijk haar doel bereikt hebben, zoo zij na den dood van Larochejacquelin (28 Januarij 1794) niet geholpen waren door de tweedragt der Koningsgezinden. In Mei werd Turreau teruggeroepen, en zijne opvolgers betraden een zachteren weg; den 2den December 1794 werden in eene proclamatie den Vendéers vrede en vergiffenis aangeboden. Den 15den Februarij 1795 sloot Charette te La Jaunaye een verdrag, waarmede den 20sten Mei ook Stofflet en andere aanvoerders instemden, volgens hetwelk de Vendéers de Republiek zouden erkennen en daarentegen vergiffenis, schadeloosstelling, vrijstelling van de krijgsdienst en vrijheid van godsdienst ontvangen. Van beide zijden echter werd dit verdrag slechts voor een wapenstilstand gehouden en meermalen geschonden. Toen in Junij 1795 eene Britsche vloot een troep Fransche uitgewekenen te Quiberon aan land zette, verklaarde Charette op nieuw den oorlog aan de Republiek. De verdeeldheid van de aanvoerders der opstandelingen, de ongeschikte bewegingen der emigranten en de maatregelen van Hoche verhinderden echter den opstand. Charette en Stofflet werden in het voorjaar van 1796 gevangen genomen en doodgeschoten. Eene volkomene onderwerping der Vendée had echter eerst plaats in Januarij en Februarij 1800, nadat meer dan 150000 menschen omgekomen waren. Gedurende de Honderd Dagen grepen de Vendéers wederom naar de wapens, maar werden door generaal Lamarque geslagen. Na de Julij-omwenteling kwam een gedeelte der Vendée in opstand ter gunste der Bourbons en in April 1832 begaf de hertogin van Berri zich derwaarts, om kracht bij te zetten aan die beweging. Er barstte dan ook hier en daar een oproer uit, doch het werd door de waakzaamheid der regéring en door de gevangenneming der Hertogin spoedig gedempt. Zoo eindigde de oorlog in de Vendée.