Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Vecellio

betekenis & definitie

Vecellio (Tiziano), gewoonlijk Titiaan geheeten, het hoofd der Venetiaansche schilderschool en geboren in 1477 te Cadore in Friaul, vertrok als knaap naar Venetië, om zich op de schilderkunst toe te leggen. Tot zijne leermeesters behoorden de mozaïekschilder Zuccato en Gentile Bellini; ook de werken van Palma Vecchio en Giorgione hadden grooten invloed op zijne rigting, terwijl hij tevens ijverig schilderde naar de natuur. Hij vervaardigde omstreeks het jaar 1507 met Giorgione de thans verdwenen fresco’s in het Fondaco dei Tedeschi te Venetië, in 1511 met Campagnola die in de Scuola del Santo te Padua en vervolgens te Vicenza, maar keerde in 1512 terug naar Venetië. Nadat hij het aanbod, om in dienst te treden van Leo X, van de hand gewezen had, begaf hij zich in die van den stedelijken raad.

Later knoopte hij betrekkingen aan met Alfonso van Ferrara, zoodat hij in 1516 derwaarts reisde en er diens portret, de „Aanbidding van Venus” (beide thans te Madrid), alsmede: „Het Bacchanaal”, — „Bacchus en Ariadne” enz. schilderde. Te Ferrara sloot hij ook vriendschap met Ariosto, wiens portret hij meer dan eenmaal vervaardigde. Voorts schilderde hij voor Federigo van Mantua eene „Graflegging”, thans te Parijs. In 1526 schiep hij zijn meesterstuk, de „Madonna van het Huis Pesaro”, in Santa Maria dei Frari te Venetië. In 1527 werd hij bekend met Piétro Aretino en vervaardigde diens portret voor Federigo Gonzaga. In 1530 leverde hij zijn „Petrus Martyr” voor San Giovanni e Paolo, in 1867 eene prooi der vlammen geworden, en in 1532 vertrok hij op last van Federigo Gonzaga naar Bologna, waar zich keizer Karel V bevond, wiens portret hij tot tweemaal toe vervaardigde. Hij zag zich daarop benoemd tot Hofschilder des Keizers, tot graaf van het paleis van Lateraan en tot ridder van den Gouden Spoor. Daarna schilderde hij de portretten van Frans I en Isabella d’Este, vervolgens dat zijner beminde (thans in het Belvedère te Weenen), en daarna die van Eleonore Gonzaga en van haren gemaal Francesco Maria (in de Uffizj te Florence).

Een patent, hem door den Raad van Venetië verleend, werd hem ontnomen en aan Pordenone toegekend, waarop hij den „Slag bij Cadore” schilderde, van welken alleen de gravure van Fontana is bewaard gebleven. Na den dood van Pordenone (1539) kreeg hij zijn patent terug, en Karel V riep hem in 1541 naar Milaan. In 1542 vertrok hij naar Kome, waar hij op luisterrijke wijze ontvangen werd en het portret van paus Paulus III schilderde, alsmede zijne beroemde „Danaë”, thans te Napels. Op zijne terugreis naar Venetië bezocht hij Florence, en in dien tijd vervaardigde hij zijne bevallige „Lavinia”. In 1548 riep Karel V hem naar Augsburg, waar hij portretten schilderde van den Keizer. Weldra keerde hij terug naar Venetië, maar werd in 1550 nogmaals naar Augsburg geroepen, om er het portret van Philips II van Spanje te schilderen, terwijl hij ook na zijne terugkomst te Venetië voor dezen Koning werkzaam bleef. In 1566 werd hij lid der Académie te Florence en stierf te Venetië aan de pest den 27sten Augustus 1576 in nagenoeg lOO-jarigen ouderdom. Het realismus der Venetianen, door de Vlaamsche school bevorderd, bereikte zijn toppunt in Titiaan.

Men moet bij hem het ideale van Rafaël en Michele Angelo niet zoeken en hunne correctheid van teekening evenmin, maar hij behoeft in genie geenszins voor hen onder te doen. Hij is de voortreffelijkste Italiaansche colorist en verstond de kunst, aan zijne figuren een edelen stempel te geven. Er is in het algemeen iets rustigs, iets vreedzaam in zijne kunstgewrochten. Intusschen kon hij zich niet onttrekken aan den invloed der Italiaansche school, en tusschen zijne laatste stukken, zooals: „Christus met de doornenkroon (te München)” en zijne veel vroegere, zooals: „De schatpenning (te Dresden)”, bestaat een groot onderscheid. In zijne latere stukken is meer gloed en leven. zijne historiestukken hebben iets portretachtigs, doch daaronder zijn er, die tot de voortreffelijkste voortbrengselen der kunst behoren. Uitmuntend zijn bovenal zijne voorstellingen van het Venetiaansche leven. Ook als landschapschilder heeft hij veel schoons geleverd, vooral wegens zijne dichterlijke opvatting, zoodat Poussin en Claude Lorrain, eigenlijk op zijne schouders staan. Kunstgewrochten van Titiaan vindt men in de eerste plaats te Venetië, voorts te Madrid, in het Louvre, te Dresden, te Weenen enz.

< >