Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Uruguay

betekenis & definitie

Uruguay of Republica oriental del Uruguay, een vrije Staat in Zuid-Amerika, in het zuiden door de Rio de la Plata, in het westen door de Uruguay van de Argentijnsche Confederatie gescheiden, in het noorden door Brazilië en in het westen door den Atlantischen Oceaan begrensd, telt op 3288 □ geogr. mijl omstreeks 450000 inwoners, onder welke zich vele vreemdelingen bevinden. Tot 1876 bedroeg er het aantal landverhuizers 164369, hoewel er in 1876 slechts 5570 verschenen. Het land is er naar de zijde der zee grootendeels vlak en in de andere gedeelten heuvelachtig, terwijl men er in het binnenland twee lage bergketens aantreft, namelijk: de Cuchilla Grande en de Cuchilla de Haede, welke beide eene noordoostelijke rigting volgen. Met uitzondering van eenige zandstreken aan de kust en van eenige steppen in het binnenland is de grond er zeer vruchtbaar.

Behalve door de reeds genoemde grensrivieren wordt, het binnenland door onderscheidene andere rivieren besproeid, die meestal naar de Uruguay stroomen; van deze is de bevaarbare Rio Negro de aanzienlijkste. Aan de kust van den Atlantischen Oceaan bevinden er zich eenige meren. Het klimaat is er gematigd, en het land komt er in het algemeen overeen met dat der Argentijnsche Republiek. De wouden leveren er uitmuntend timmerhout, en de landlieden verbouwen er vooral tarwe en maïs. Te voren was dit land door woeste Indianenstammen bewoond, die gedeeltelijk uitgeroeid, gedeeltelijk naar de wouden geweken en gedeeltelijk in den kring der rustige en beschaafde ingezetenen opgenomen zijn. De landelijke bevolking bestaat er hoofdzakelijk uit Gaucho’s, van welke de derwaarts verhuisde Spanjaarden in levenswijs weinig verschillen. Van hen onderscheiden zich de Basken, die vooral in de Saladèros (fabrieken tot het inzouten van vleesch) en in die fabrieken van vieeschextract (bijv. te Fray Bentos), alsmede op estancias (landgoederen) werkzaam zijn. De aldaar gevestigde Franschen zijn meestal ambachtslieden, terwijl de Genuézen en Sardiniërs er als lanchoneros (schippers, kustvaarders) dienen en de Engelschen en Duitschers er zich op handelszaken toeleggen.

De Negers, sedert December 1843 in vrijheid gesteld, verrigten er den zwaarsten arbeid. Wegens langdurige burgeroorlogen is de landbouw er in een zeer achterlijken toestand. Het voornaamste bedrijf is er de veeteelt, vooral van runderen en paarden, en de voortbrengselen van deze leveren de artikelen van uitvoer. Ook de nijverheid verkeert er in een weinig ontwikkelden staat. Alleen aan de kust en aan de La Plata en de Urugay vindt men steden. Intusschen is deze Staat, den mond der La Plata beheerschend, met het oog op handel, zeevaart enz. zeer merkwaardig. In 1872—1876 had er de jaarlijksche uitvoer eene gemiddelde waarde van 371/2 en de jaarlijksche invoer eene gemiddelde waarde van 41 millioen gulden. Daarenboven wordt er een uitgebreide sluikhandel gedreven.

Tot de uitvoerartikelen behoren er: huiden, talk, wol, gedord vleesch, vleesch-extract, haar, beenderen, hoornen, tarwe, maïs enz. Dit handelsverkeer wordt er vooral bevorderd door Engelsche, Fransche, Duitsche, Italiaansche, Braziliaansche, Spaansche en Nederlandsche schepen. De Staat zelf heeft slechts eene kleine koopvaardijvloot van 37 schepen. Te Montevideo verschenen in 1871 ruim 1660 en in 1876 ruim 1500 schepen, terwijl er in die jaren 1723 en 1441 vaartuigen de haven verlieten. De lengte der spoorwegen bedraagt er 376 Ned. mijl, terwijl er ook in aanbouw zijn. De telegraaflijnen zijn er 1542 Ned. mijl lang; eene kabel is gelegd naar Buénos Ayres en eene naar Rio de Janeiro. De staatsregeling rust er op de constitutie van 10 September 1829. Volgens deze bevindt zich een president, bekleed met de uitvoerende magt, aan het hoofd van den Staat, terwijl de wetgevende magt in handen is van een Senaat van 9 leden en van eene Kamer van Afgevaardigden, waarin voor elk 3000-tal ingezetenen een lid zitting neemt.

Beide ligchamen vergaderen doorgaans jaarlijks in Februarij, en bij hunne afwezigheid blijft eene commissie achter van 2 Senatoren en 5 Afgevaardigden, om voor de handhaving der Constitutie en den behoorlijken gang van het regéringsbeleid te waken. De president wordt voor een tijdperk van 4 jaar gekozen en kan eerst 4 jaar na zijne aftreding herkozen worden. De vice-president is tevens voorzitter van den Senaat. De regtsbedeeling geschiedt er door regiers en gezworenen; als wetboek heeft men er den „Code Napoleon”. Er bestaat vrijheid van godsdienst en van drukpers.

Het staande leger telt er 728 officieren en 2261 minderen, benevens eene nationale garde van 20000 man. In 1876 waren er de staatsinkomsten geraamd op 14 millioen gulden, terwijl de staatsschuld 134 millioen gulden beliep. De ministers, aan het hoofd der verschillende afdeelingen van bestuur geplaatst, staan er den President ter zijde. De Staat is verdeeld in 13 provinciën en heeft Montevidéo tot hoofdstad. Eene belangrijke plaats is er voorts Paysandu, aan de rivier de Uruguay gelegen, met 5000 inwoners.

Uruguay behoorde sedert de stichting van het Spaansche onderkoningrijk Buénos Ayres tot dit laatste onder den naam van Banda Oriental (Oostzijde). Dit gewest evenwel was bij voortduring een twistappel tusschen de Spanjaarden en Portugezen, welke laatsten een uitgebreid en, voor den handel van Buénos Ayres zeer nadeeligen sluikhandel dreven. Toen Buénos Ayres afvallig werd van het Moederland, zoodat er een burgeroorlog uitbarstte, bezette de Portugésche regéring in Brazilië in het begin van 1817 de stad Montevidéo en vereenigde in 1821 de Banda Oriental onder den naam van Cisplataansche Provincie met Brazilië. Toen echter ook dit laatste zich in 1822 van Portugal afscheidde en de Republiek Buénos Ayres den Braziliaanschen Keizer dom Pedro alleen onder de voorwaarde der teruggave van Uruguay als Keizer wilde erkennen, verklaarde dom Pedro den lOden December 1825 den oorlog aan Buénos Ayres. Weldra echter bragt Groot-Brittanje den vrede tot stand tusschen Brazilië en La Plata, en wél te Rio de Janeiro den 27sten Augustus 1828 en te Santa Fé den 21sten October van dat jaar, waarbij de provincie Montevidéo verheven werd tot een onafhankelijken Staat. Nadat in September 1829 de constitutie, in September 1829 op een Congrés te Montevidéo vastgesteld, door Engeland en Brazilië als beschermende Mogendheden was goedgekeurd, werd zij den 18den Julij 1830 als Grondwet der Republica oriental del Uruguay beëedigd. Daarop werd generaal Fructuosa Rivera president. Zijne waardigheid kwam den 1sten Maart 1835 in handen van generaal Manuël Oribe, doch deze werd reeds in 1838 door Rivera ten val gebragt.

In de hierop volgende burgeroorlogen bevond zich aan de eene zijde Rivera, ondersteund door de Gaucho’s, en aan de andere zijde Oribe, een man van beproefde eerlijkheid, bijgestaan door de groote grondbezitters. De aanhangers van eerstgenoemde werden Colorados (Kleurlingen) en die van laatstgemelde Blanquillos (Blanken) genoemd. De Unitariërs (in politieken zin), door den dictator Rosas uit Buénos Ayres verdreven, stelden zich ter beschikking van Rivera, die hun daarentegen beloofde, tot den val van Rosas mede te werken, terwijl tevens Frankrijk Montevidéo ondersteunde tegen Buénos Ayres. Oribe vroeg daarentegen hulp van Rosas, die deze verdeeldheid zooveel mogelijk bevorderde, omdat het toenemend handelsverkeer van Uruguay dat van Buenos Ayres aanmerkelijk benadeelde. Rivera leed zoowel in Maart 1845 als in Januarij 1847 eene beslissende nederlaag en moest het opperbevel afstaan aan zijn vijand Pacheco. De president Suarez (sedert 1843) nam tot herstel des vredes de door Engeland en Frankrijk aangebodene tusschenkomst aan, doch zelfs nadat Engeland in 1849 en Frankrijk in 1859 vrede hadden gesloten met Rosas, bleef de oorlog tusschen de beide Republieken woeden. Door het voorloopig verdrag van 29 Mei 1851 werd tusschen Uruguay, Brazilië en Entre-Rios eene Triple-alliantie gesloten, en Urquiza trok met troepen uit Entre-Rios en Corrientes en graaf Caxias met een Braziliaansch korps naar Uruguay. Oribe moest den 2den September het beleg van Montevidéo na een tijdperk van 8 jaren opbreken en werd den 3den October bij Las Piédras geslagen.

Den 8sten October verscheen Urquiza als bevelhebber van het Bondsleger binnen de muren van Montevidéo, doch de partij van Oribe was aldaar zoo sterk, dat z{j in Maart 1852 aan de verkiezing van haren candidaat Juan Francisco Giro in plaats van Suarez de overwinning bezorgde. Hij werd echter reeds in September 1853 van zijne waardigheid beroofd en vervangen door een voorloopig driemanschap, bestaande uit de generaals Rivera en Lavalleja en den kolonel Flores. Den 13den Januarij 1854 overleed Rivera, en Benancio Flores werd den 12den Maart door de Kamer tot president der Republiek benoemd (tot 1 Maart 1856). Wegens deze omwenteling deed Brazilië een leger van 4000 man derwaarts oprukken. Inmiddels hadden zich de Colorados, aan wie Flores het presidentschap verschuldigd was, in twee partijen gesplitst, van welke de magtigste zich tegen hem verklaarde. Zijn toestand werd nog hagchelijker, toen in Augustus 1855 Oribe wederom op het staatkundig tooneel verscheen. De oorlog werd door de tusschenkomst der gezanten van Frankrijk, Engeland en Spanje slechts vermeden door het aftreden van Flores, waarna tot Maart 1856 zijne plaats werd ingenomen door Manuël Bustamente. Nu vereenigden zich Flores en Oribe tot handhaving der constitutie en tot ondersteuning der wettige magten, waarna de Braziliaansche troepen het land ontruimden.

Den lsten Maart 1856 aanvaardde de nieuwe president Gabriël Antonio Pereira zijn ambt, en hij werd in 1860 opgevolgd door Berro, een van de hoofdleiders der Blanquillo’s. In het midden van 1863 deed Flores, de aanvoerder der Colorados, ondersteund door de regéring van Buenos Ayres, een nieuwen opstand ontstaan, die ter naauwernood door de regering kon worden beteugeld. Toen voorts na de aftreding van Berro geene verkiezing plaats had, nam in 1864 de vice-president Aguirre tot 1 Maart 1865 de teugels van het gezag in handen. Eene schikking tusschen Aguirre en Flores kwam na vergeefsche pogingen van den Braziliaanschen gezant Saraïiva niet tot stand. Ook verwierp Aguirre elke aanspraak op schadevergoeding van de zijde van Brazilië, daar Lopez, dictator van Paraguay, zijn steun beloofde aan de Blanquillo’s en den oorlog verklaarde aan Brazilië. Daarop vielen in October 1864 Braziliaansche troepen in Uruguay, en den 6den December deden de troepen van generaal Flores, ondersteund door de Braziliaansche vloot, een aanval op de stad Paysandu en veroverden haar den 2den Januarij 1865. Den 2den Februarij werd de haven van Montevidéo geblokkeerd en eene week daarna de stad van de landzijde aangetast. Aguirre legde den 15den Januarij zijne waardigheid neder, waarna Villalba optrad als president en den 20sten Februarij met Flores te La Union een vredesverdrag sloot, waarop laatstgenoemde als Gefe del Gobernio provisorio zijn intogt deed in Montevidéo.

Voorts bragt hij een verbond tot stand met Brazilië tegen Paraguay, en daarbij voegde zich in Mei ook de Argentijnsche Republiek. De oorlog liep echter niet zoo snel en voorspoedig af als de bondgenooten verwacht hadden. De troepen van Uruguay smolten weg, en zoowel Flores als de Argentijnsche Republiek laadde den last des oorlogs op de schouders van Brazilië. Voorts poogde Flores in het binnenland kalmte te brengen en de orde te herstellen, doch te vergeefs; hij werd den 19den Februarij 1868, toen hij zich naar het gouvernementsgebouw begaf, door vier Blanquillos vermoord. De opstand, waartoe deze moord het sein zou geven, mislukte echter, en de belhamels werden op dienzelfden dag gefusilleerd.

De Senaat benoemde nu den broeder van den vermoorde, Manuël Flores, voorloopig tot president en daarna, toen deze en 21 aanzienlijke aanhangers van den omgebragte plotselijk gestorven waren, den minister van Oorlog, generaal Lorenzo Batle, een gematigden Colorado, die den lsten Maart definitief tot president werd benoemd. Het ontbrak niet aan verzet tegen het nieuwe bestuur. Den lsten Maart 1872 werd laatstgenoemde opgevolgd door Thomas Gomensoro, onder wien een kortstondige vrede tot stand kwam tusschen de Colorados en Blanquillos. Hij werd den 1sten Maart 1873 opgevolgd door José Elaueri die den 18den Januarij 1875 verdreven en door Varela vervangen werd, en deze maakte in Maart 1876 plaats voor den kolonel Latorre, die met dictatoriaal gezag werd bekleed. Onder zijn bestuur is de rentebetaling der staatsschuld, na schorsing van eenige jaren (sedert 1874), hervat, terwijl er gegronde vooruitzigten bestaan op een rustiger tijd.

< >