Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Ulster

betekenis & definitie

Ulster, de noordelijkste provincie van Ierland, grenst in het westen en noorden aan den Atlantischen Oceaan, in het oosten aan het Noord-kanaal en de Iersche Zee en heeft eene oppervlakte van nagenoeg 403 geogr. mijl; daarvan is 26% onvruchtbaar berg- en veenland, terwijl de meren 3,3% daarvan innemen. De kust is er sterk ingesneden en van talrijke havens en baaijen voorzien, zooals die van Carlingford, Lough, Dundrum, Strangford en Belfast ten noorden, Foyle en Swilly Lough ten noorden en Donegalbaai ten westen. Het oostelijk gedeelte der noordkust is door een reuzendam van basalt (Giant’s Causeway) tegen de branding der zee beveiligd. De kusten zijn er meestal lage vlakten, doch het binnenland is bergachtig en verheft zich in den Slieve Donnard tot eene hoogte van 850 Ned. el.

Men heeft er de grootste meren (Loughs) van Ierland, zooals de Lough Neagh met eene oppervlakte van 408 en de Lough Erne met eene van 112 Ned. mijl. Uit de eerstgenoemde stroomt de Bann noordwaarts en uit de laatste de Erne westwaarts naar de Donegalbaai. De bevolking van dit gewest, in 1841 nog 3386000 bedragende, was in 1871 gedaald tot 1833000, en onder deze bevinden zich naauwelijks 49% R. Katholieken. Ulster is de welvarendste provincie van Ierland, en men zoekt de oorzaak daarvan in het feit, dat er zich vele Protestantsche Schotten hebben gevestigd. Landbouw en veeteelt zijn er de voornaamste bronnen van bestaan, doch daarenboven bloeijen er ook onderscheidene andere bedrijven, zoo als de linnenweverij te Belfast, voorts: de vervaardiging van mousselin, de scheepsbouw, de wolweverij, de katoenspinnerij enz. Deze provincie is verdeeld in 9 graafschappen, en hare voornaamste steden zijn Belfast en Londonderry.