Typhon, ook Typhoeus en Typhaon geheeten, is de naam van een monster uit de Grieksche fabelleer, dat den woesten storm vertegenwoordigt en vooral den gloeijend heeten wind, die in vuurspuwende bergen zijn oorsprong heeft. Volgens Homerus toeft hij in de diepte der Aarde, waar Zeus (Jupiter) hem met bliksemflitsen geeselt. Bij Hesíodus zijn Typhaon en Typhoeus verschillende wezens, de eerste is een zoon van laatstgenoemde en verwekt bij Echidna den hond Orthros, den Cerberus, de Hydra van Lerna en Chimaera. Daarentegen is Typhoeus de jongste zoon van Tartarus en van Gaea en bezit honderd drakenkoppen.
Hij zocht de heerschappij te verwerven over de góden en de menschen, maar Zeus verijdelde door zijn bliksem die pogingen. Zijne zonen zijn de woeste, nadeelige winden. Ook bij Aeschylus en Pindarus is Typhon de honderdkoppige zoon der Aarde en bewoont de holen van Cilicië. — In Egypte was Typhon (Set) in ouden tijd eene merkwaardige godheid, een zoon van Seb (Kronos) en van Noet (Rhea). De koningen, die Seti heetten, ontleenden aan dien God hunnen naam, en hij werd vooral gehuldigd in de stad Ombos. Later echter werd hij verstooten, als een God der vijanden van Egypte, en eindelijk als het beginsel van het booze beschouwd. In de Egyptische tempels had men gewijde vertrekken (typhonia), waar men den toorn van dezen boozen God door gebeden zocht teverzoenen.