Troppau, een voormalig vorstendom in Silézië, behoort thans gedeeltelijk tot Oostenrijk en gedeeltelijk tot Pruissen. Ottokar II, koning van Bohemen, verhief dit gebied tot een vorstendom en beleende daarmede in 1261 zijn onwettigen zoon Nicolaus. Nadat het onder zijne nakomelingen in de vorstendommen Jagerndorf, Leobschütz en Troppau was verdeeld, kwam het in 1461 door aankoop in bezit van Podiebrad, koning van Bohemen. Diens kleinzoon Victorinus stond het in 1485 bij ruiling af aan Matthias Corvinus, doch de zoon van dezen, Johannes Corvinus, verkocht het in 1501 aan koning Ladislaus van Bohemen en Hongarije, die het in 1511 voor goed toevoegde aan Bohemen.
In 1526 werd het door aartshertog Ferdinand van Oostenrijk als koning van Bohemen in bezit genomen, waarna het deelde in de lotgevallen van Silézië. In 1613 eindelijk schonk keizer Matthias het als een erfelijk mansleen aan het Huis Liechtenstein, dat het nog heden ten dage bezit. — De evenzoo genoemde hoofdstad van Oostenrijksch Silézië ligt aan de Oppa en aan den Moravisch-Silézischen Centraalspoorweg, alsmede aan den zijtak Troppau—Schönbrunn van den Noorderspoorweg, is de zetel van het bestuur, van eene regtbank en van eene Kamer van koophandel, heeft drie voorsteden en zes kerken, onder welke zich ééne Protestantsche bevindt, een oud raadhuis, een gymnasium met eene boekerij, eene reaalschool, eene kweekschool voor onderwijzers en eene voor onderwijzeressen, eene handelsschool, een hospitaal, onderscheidene instellingen van weldadigheid, vele fabrieken en bijna 20000 inwoners. Deze stad werd gesticht in de 13de eeuw, en men hield er van 20 October tot 30 December 1820 een vorstencongrès, waar de monarchen van Oostenrijk, Pruissen en Rusland zich verbonden tot het handhaven van den in 1815 vastgestelden toestand van Europa.
