Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Toengoezen

betekenis & definitie

Toengoezen is de naam van een zwervend jagersvolk, hetwelk tot den Oeral-Alttaïschen tak van den Mongoolschen stam behoort. Het is gevestigd in het oostelijk gedeelte van Siberië tusschen de Samojeden en Ostiaken aan de eene en de Jakoeten en Korjaken aan de andere zijde, terwijl het zich uitstrekt over een grondgebied van het schiereiland Taimir aan de IJszee door het land van de zijrivieren der Jenisseï en der Lena heen tot aan de Amoer en tot aan de Zee van Ochotsk en die van Japan. Op deze verbazend groote oppervlakte bedraagt het aantal Toengoezen slechts omstreeks 70000, welke in onderscheidene stammen zijn gesplitst.

Zij hebben een plat, echt Mongoolsch gelaat, nagenoeg geen baard en sluik, zwart, lang haar. In de ongastvrije landstreken, die zij bewonen, konden de Toengoezen geen hoogen trap van beschaving bereiken. Zij houden zich vooral bezig met de jagt op pelsdragende dieren, doch ook met de vischvangst, en wonen in kegelvormige tenten of hutten van berkenschors en vellen. Tot hunne huisdieren behooren paarden, honden en runderen.

Zij zijn welwillend, zorgeloos, gastvrij, kuisch en ondernemend. Hunne kleeding gelijkt op die der Jakoeten en is voor mannen en vrouwen dezelfde. Zij voeden zich hoofdzakelijk met het vleesch van runderen en met gedroogden visch, terwijl zij het genot van thee en brandewijn op hoogen prijs stellen.

In December begeven zij zich naar de naastbijzijnde Russische gemeente en betalen hunne belasting in vellen, waarna zij zich voorzien van zout, buskruid, metalen voorwerpen enz. Zij zijn meerendeels volgelingen van Boeddha, terwijl onder hen nog steeds overblijfselen bestaan van het oude Sjamanismus. Ten tijde van Nicolaas I zijn ijverige pogingen aangewend om hen tot de Orthodox-Grieksche Kerk te bekeeren, doch vruchteloos.

< >