Tinos of Tenos, een eiland in den Griekschen Archipel, tot den nomos der Cycladen behoorend, ligt ten zuidoosten van Andros en telt op bijna 4 □ geogr. mijl ruim 11000 inwoners. Over de lengte van het eiland loopt eene bergketen, die zich ter hoogte van 713 Ned. el verheft; het is niet zeer vruchtbaar, maar toch in terrassen zeer goed bebouwd. De inwoners leggen zich toe op wijnbouw en zijdeteelt, zijdeweverij en veeteelt en hebben wegens werkzaamheid en oppassendheid een goeden naam.
In het vruchtbaarste gedeelte van het eiland ligt de Francochora, bestaande uit een aantal R. Katholieke dorpen. — De evenzoo genoemde hoofdstad, op de zuidkust gelegen, is de zetel van een R. Katholieken bisschop, heeft 2 R. Katholieke kerken, eene kleine haven en telt 2000 inwoners. Ten noorden der stad ligt de vermaarde kerk Panagia Evangelistria, werwaarts zich vele bedevaartgangers begeven.
— Het eiland Tinos droeg aanvankelijk den naam van Ophiussa en daarna dien van Tenos. Als bondgenooten der Atheners streden zijne inwoners bij Plataeae tegen de Perzen. In 1207 kwam Tinos onder de heerschappij der Ghizi, aan wie het door den Turkschen zeeroover Hayreddin Barbarossa werd ontrukt.
Nadat het eiland eenigen tijd in de magt was geweest der Venetianen, moest het zich onderwerpen aan het gezag van Turkije, doch verviel na den vrijheidsoorlog aan Griekenland.