Taunus (De), eene keten van het gebergte van de Neder-Rijn, breidt met zijne uitloopers en vóórgelegen heuvels zich uit tusschen de Main, de Rijn en de Lahn. Zij is omstreeks 90 Ned. mijl lang, met bosch bedekt, verheft zich in de nabijheid van Wetzlar uit het Lahndal, loopt als een middelmatig hooge bergrug langs de westzijde van de Wetterau, voorts in zuidwestelijke rigting langs Oberursel, Kronberg, Königstein en Eppstein naar Schlangenbad, vervolgt haar weg onder den naam van Rheingaugebergte en neemt bij Rüdesheim en Lorch een einde. Aan de zuidzijde is dit gebergte vrij steil, maar nog meer aan de westzijde van Bingen tot Lahnstein, waar zijne met bouwvallen van burgten gekroonde toppen een schilderachtig schouwspel opleveren. Aan de noordzijde strekken zijne rotsachtige vertakkingen zich uit tot digt bij de Lahn.
De kam van het gebergte heeft eene gemiddelde hoogte van 480 Ned. el, en sommige ronde of afgeknotte toppen verheffen zich 300—400 Ned. el hooger. De hoogste van deze is de Groote Feldberg (881 Ned. el hoog) bij Königstein. Ten zuidwesten van dezen verrijst de kleine Feldberg (827 Ned. el hoog), en ten zuiden van laatstgenoemde de Altkönig (798 Ned. el hoog). De hoogste top van het Rheingau-gebergte is de Kalte Herberge (620 Ned. el hoog). Het Taunusgebergte bestaat hoofdzakelijk uit leisteen, voorts uit talklei, kwarts en graauwak.
Overal, waar de grond er geschiktheid voor heeft, is deze bebouwd, en aan de zuidelijke hellingen heeft men heerlijke wijngaarden, ooft- en kastanje-, ja, zelfs amandelboomen. Van zijne rivieren stroomt de Use naar de Wetter, de Schwarze naar de Main en de Wisper naar de Rijn, terwijl de Aar, de Ems en de Weil zich naar de Lahn spoeden. Men heeft er meer dan 40 minerale bronnen; de voornaamste van deze bevinden zich te Wiesbaden, Schwalbach, Setters, Homburg, Schlangenbad, Soden en Ems. De Taunusspoorweg loopt langs de zuidelijke helling van dit gebergte, en wél van Frankfort aan de Main naar Kastel (tegenover Mainz) en vanhier naar Biebrich en Wiesbaden.