Spiers (Speier of Speyer), de hoofdstad van het Beijersche district Pfalz en eene voormalige vrije rijksstad, aan de Rijn en aan den mond van de Speierbach gelegen en tevens aan den spoorweg van Schifferstadt naar Straatsburg, welke er een zijtak uitzendt naar Heidelberg, is de zetel van het districtsbestuur, van een R. Katholieken bisschop met een domkapittel, van een Evangelisch consistorie, van eenige regtbanken enz. Er zijn breede, maar onregelmatig aangelegde hoofdstraten, en in weerwil van de oudheid der stad vindt men er weinig antieke gebouwen. Het merkwaardigste van deze is de keurig gerestaureerde Dom, verrezen onder Koenraad II de Saliër (1030) en voltooid onder Hendrik V (1061), die er in 1064 de Afrakapél bijvoegde. Hij is in rondboogstijl van zandsteenblokken opgetrokken, heeft eene lengte van 153 en in de dwarsbeuk eene breedte van 60 Ned. el en prijkt met 4 torens.
Men heeft er de praalgraven van acht Duitsche Keizers en van andere vorstelijke personen. Inwendig is hij versierd met prachtige fresco’s, geschilderd door Schraudolph (1844—1854), en in het voorportaal (de Keizershal) zijn de standbeelden van genoemde acht Keizers geplaatst, vervaardigd door Fernkorn en Ditrich. De krypt is door zware, lage zuilen ondersteund, en men heeft voorts in den Dom vele oudheden. Nadat hij in 1159 en 1289 veel door de vlammen geleden had, werd hij den 6den Mei 1540 door een zwaren brand geteisterd, maar binnen 18 maanden hersteld. Grooter verwoesting evenwel werd er veroorzaakt door de Franschen den 31sten Mei 1689; toen werden de westelijke drie torens en een groot gedeelte van het tempelgebouw eene prooi der vlammen, — zelfs de graven der Keizers werden opengescheurd en hun gebeente verstrooid. Eerst in de jaren 1772—1784 werd de Dom weder opgebouwd, maar reeds in 1794 al weder door de Franschen vernield en in een hooimagazijn herschapen. Nadat koning Maximiliaan I dat gebouw had doen herstellen, werd het den 19den Mei 1822 ingewijd, terwijl in 1851 ook de westelijke torens herrezen. Tot de antieke gebouwen behooren er nog: het Altpörtel, reeds in 1246 vermeld en thans een stadstoren met een uurwerk, en de overblijfselen van een oud bad en van een aloud Keizerlijk paleis.
Men heeft er voorts nog 2 R. Katholieke en 2 Evangelische kerken, een klooster van Dominicaner nonnen met eene school, een filiaalklooster van de zusters van den Allerheiligsten Verlosser, een lycéum, een gymnasium, een reaal-gymnasium, een stedelijk muséum, eene school voor vrouwelijke handwerken, eene hoogere burgerschool voor meisjes, een priesterseminarium, eene kweekschool voor onderwijzers en andere inrigtingen van onderwijs, benevens een botanischen tuin, eene sterrewacht, een weeshuis, een hospitaal, onderscheidene fabrieken, wijnen tabaksbouw, handel en scheepvaart. Men telt er ruim 14000 inwoners, van welke omstreeks de helft de Protestantsche godsdienst belijden. — Spiers is het Romeinsche Augusta Nemetum of Nemetae, eene der oudste steden aan de Rijn. In den tijd der Galliërs heette het Noviomagus en sedert de 7de eeuw Spira. Omstreeks het jaar 30 vóór Chr. werd deze stad door de Romeinen ingenomen en versterkt. Meermalen werd zij tegen het einde der 3de eeuw door de Alemannen verwoest, doch door de keizers Constantijn en Julianus weder opgebouwd, maar had in de 5de eeuw veel te lijden van de aanvallen der Hunnen en Wandalen. In de 6de eeuw kwam de stad in handen der Franken; zij verviel in 843 aan het Oost-Frankische rijk, en in 1146 was er een Koninklijke burggraaf gevestigd. Dit ambt ging toen over op den bisschop, maar in het begin der 13de eeuw eigende de stad het zich weder toe, en dit gaf aanleiding tot hevige twisten met de bisschoppen. Nadat Hendrik V haar eene constitutie gegeven had, die in 1198 bekrachtigd werd door Philippus van Zwaben, klom Spiers in de 13de eeuw op tot den rang van vrije rijksstad en telde in de 14de eeuw omstreeks 30000 inwoners.
Vooral was deze stad vermaard wegens het Rijkskamergerigt, dat er met korte tusschenpoozen van 1513 tot 1689 gevestigd was. In 1526 en 1529 werden er Rijksdagen gehouden, en bij den Vrede van Spiers (1544) deed het Huis Habsburg afstand van zijne regten op de kroon van Denemarken en Noorwegen. In den Dertigjarigen Oorlog werd de stad (1632—1635) bij afwisseling door de Zweden, de Keizerlijken en de Franschen ingenomen. Bij capitulatie viel zij in 1688 weder in de handen der Franschen, doch deze moesten haar in 1689 ontruimen. Vooraf echter werden er de vestingwerken gesloopt en zij zelve aan de vlammen prijs gegeven, en na dien tijd kwam zij niet weder tot haren voormaligen bloei. Van 1801—1814 was zij de hoofdstad van het Fransche departement Donnersberg, maar werd in 1815 aan Beijeren toegevoegd.