Jan Boncza Skrzynecki, een Poolsch generaal, geboren in Galicië den 18den Februarij 1786, studeerde te Lemberg hoofdzakelijk in de wiskunde, trad in 1806 in dienst bij het Poolsche leger, onderscheidde zich meermalen in de veldtogten van 1812-1814 en ontving na zijn terugkeer in Polen als kolonel het kommando over een regiment infanterie. Bij het uitbarsten der revolutie van 29 November 1830 stelde hij zich ter beschikking van den Grootvorst en volgde hem aan het hoofd van zijn regiment, maar keerde den 3den December naar Warschau terug, om zich aan de zijde der opstandelingen te scharen. De opperbevelhebber Radziwill benoemde hem tot brigade-generaal, en hij voerde bij den slag van Grochow (25 Februarij 1831) met uitstekend beleid het bevel over eene divisie. Na het aftreden van Radziwill zag hij zich tot opperbevelhebber benoemd; nu wijdde hij zich met ijver aan eene nieuwe legerorganisatie; maar vertraagde de krijsgsbewegingen tot het einde van Maart in de hoop op eene tusschenkomst der buitenlandsche Mogendheden.
Wél bragt hij daarop eene nederlaag toe aan generaal Geismar bij Wawre en aan het hoofdkorps van generaal Rosen bij Dembe, maar verzuimde voordeel te trekken van zijne overwinningen. Eerst toen de Russen hunne strijdkrachten zochten te vereenigen, waagde hij den 8sten April een aanval op Silece en op de korpsen van Rosen en Pahlen II bij Iganië, maar verviel vervolgens op nieuw tot werkeloosheid. De ongelukkige afloop van den slag bij Ostrolenka (26 Mei), waaraan hij niet weinig schuld had door zijn ontijdigen aftogt, noodzaakte hem, naar Warschau terug te keeren. Hier zocht hij het bestuur te hervormen, ten einde den invloed der patriottische clubs te verzwakken, maar verzuimde daardoor de gunstige gelegenheid tot een aanval op de vijanden, die na den dood van Diebitsj door de chólera waren verzwakt. De Rijksdag zond dientengevolge eene commissie van onderzoek naar het leger vóór Bomilow, waarop Skrzynecki het opperbevel nederlegde. Nadien tijd diende hij onder het bevel van generaal Rozycki en overschreed met dezen de grenzen van den vrijstaat Krakau, om zich vervolgens naar Galicië te begeven. Later woonde hij te Praag en vertrok in 1839 naar België, waar hij zich met het opperbevel over het leger belastte, maar op vertoogen van Rusland, Oostenrijk en Pruissen als divisie-generaal op wachtgeld werd gesteld. Hij overleed te Krakau den 12den Januarij 1860.
