Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Sédan

betekenis & definitie

Sédan, eene arrondissementshoofdstad in het Fransche departement Ardennes, aan de Maas en aan den spoorweg van Mézières naar Thionville gelegen, was te voren eene belangrijke grensvesting naar de zijde van België en Duitschland en bezit eenige regtbanken, een collége, eene ambachtsschool, 2 bibliotheken, ééne Hervormde en onderscheidene R. Katholieke kerken, eene synagoge, een hecht kasteel, waar in 1611 Turenne geboren werd, een burgerlijk en militair ziekenhuis en omstreeks 15000 inwoners. Lakenweverij is er eene belangrijke bron van bestaan; voorts heeft men er steenkolen- en ijzermijnen, onderscheidene fabrieken en een levendigen handel, vooral in wol. In 1875 is haar naam op de lijst der vestingen doorgehaald en met de slooping der versterkingen een aanvang gemaakt. Merkwaardig is voorts deze stad wegens den naar haar genoemden veldslag, waaromtrent wij het volgende mededeelen:

Nadat door voorspoedige aanvallen der Duitschers in het najaar van 1870, vooral door den slag bij Beaumont, de Fransche armée onder Mac Mahon genoodzaakt was te wijken naar den regter oever van de Maas, werd den 1sten September door het groote Duitsche hoofdkwartier het bevel gegeven om, ter verhindering van een terugtrekken der Franschen naar Mézières, de derde armee vooruit te schuiven, den weg naar Mézières te bezetten en reeds bij het aanbreken van den dag in een ontwikkeld front zich tot den aanval gereed te houden, terwijl tevens de Maas-armee van de oostzijde tot den aanval zou overgaan, den terugtogt der Franschen naar het westen beletten en door eene omsingeling ten noorden het overschrijden der Belgische grenzen verhinderen. Gedeeltelijk reeds des nachts, gedeeltelijk in den vroegen morgen kwamen alzoo de volgende Duitsche legerafdeelingen in beweging: uit het oosten en zuidoosten de garde, het 12de en het 1ste Beijersche korps, — uit het zuiden het 2de Beijersche korps, — en bij den weg naar Mézières het 5de en 11de korps, terwijl het 4de korps, de Würtembergers en eene talrijke ruiterij in reserve bleven. Het Fransche leger verwachtte den aanval der Duitschers in den driehoek rondom Sedan, tusschen de Maas, de Givonne en de Floing; de plaatselijke omstandigheden waren er gunstig voor eene hardnekkige verdediging, en zij maakten front naar 3 zijden; het 7de korps naar het noorden, het 1ste naar het oosten aan de Givonne, en het 12de naar het zuiden bij Bazeilles, terwijl het 5de in het noordoosten in reserve bleef. Daar Mac Mahon den aftogt naar het oosten, naar Carignan, alsmede die naar Mézières nog open waande, had hij geene bevelen gegeven voor een veldslag; veeleer wenschte hij zijnen troepen eenige rust te vergunnen.

In den vroegen morgen van den 1sten September dekte een dikke nevel de heuvels en dalen langs de Maas, zoodat het onmogelijk was, verwijderde voorwerpen waar te nemen. Eerst laat in den morgen verdween die sluijer; de hoogten werden zigtbaar, en op den middag was de hemel helder. De slag was inmiddels begonnen door de Beijerschen, die des ochtends te 5 uur over eene spoorwegbrug en een ponton over de Maas trokken en Bazeilles aantastten. Deze aanzienlijke, uit steenen huizen bestaande plaats, was bezet door 12000 man marine-infanterie, onder Martin des Pallières, die zich in het noordelijk gedeelte van het dorp op eene krachtige verdediging had voorbereid. De voorhoede van het 1ste Beijersche korps onder generaal-majoor Dietl begon des ochtends te 4½ uur tegen Bazeilles op te rukken, gevolgd door de 1ste en daarna door de 2de divisie, zoodat allengs het geheele korps aldaar deelnam aan den strijd. De artillerie had op de heuvelreeks ten noordoosten van Bazeilles eene positie ingenomen en onderhield een levendig vuur. Des ochtens te 5 uur was de Kroonprins van Saksen met het 12de korps bij La Moncelle en Daigny handgemeen geworden met het 1ste Fransche korps en had zich tevens in verband gesteld met de Beijerschen bij Bazeilles. Hier werd Mac Mahon te 6 uur door een granaatsplinter gewond.

Hij verliet het slagveld, en Ducrot, die te 7 uur het opperbevel overnam, gaf aanstonds bevel tot den terugtogt naar Mézières. Om dien te bevorderen, zouden de divisiën Lacretelle een krachtigen aanval doen op La Moncelle en Vassoigne bij Bazeilles. Hoewel inmiddels generaal Wïmpffen wegens ancienneteit zich met het opperbevel belastte en de Franschen den terugtogt deed aannemen, had laatstgenoemde aanval toch plaats, maar zonder gewenscht gevolg. Door nieuwe troepen versterkt, hielden de Saksers en Beijerschen zich staande te La Moncelle, veroverden voorts de westelijke heuvelreeks en overmeesterden na eene bloedige worsteling van 7 uur ook geheel Bazeilles, terwijl de regter vleugel der Saksers Daigny innam en de Franschen naar den westelijken oever der Givonne deed wijken. Thans besloot de Kroonprins van Saksen, daar hij het oogmerk der Franschen om naar Mézières terug te trekken doorzag en gevaar vreesde voor het 3de armeekorps, Bazeilles en La Moncelle te laten bewaken door de Beijerschen en zelf met het 12de armeekorps en de garde noordwaarts te trekken, het bosch van Garenne te bezetten, en het 3de armeekorps ter hulp te snellen. De garde had tot aan den middag, na een hevig artilleriegevecht, het bovengedeelte van het dal der Givonne veroverd en aan de Franschen naar de oostzijde den pas afgesneden. De beweging, door den Kroonprins voorgeschreven, kon derhalve een aanvang nemen.

Intusschen was ook in het zuidwesten en westen de strijd begonnen. Terwijl het 2de Beijersche korps gedeeltelijk langs den regter oever van de Maas voortschreed, om het 1ste bij Bazeilles te ondersteunen, gedeeltelijk de sterke stelling tusschen Frénois en Wadelincourt bezette, om aldaar een ontkomen uit Sedan te beletten, ontvingen het 4de en 5de korps bevel, bij Donchéry over de Maas te trekken en met een wijden boog naar St. Menges en Fleigneux op te rukken. Daar zich op den weg naar Mézières geene vijanden bevonden en deze alzoo geen plan hadden zich een uitweg te banen naar het westen, was het van belang, hen ook uit het westen met spoed aan te tasten en eene vereeniging met de Maas-armee ten noorden van Sédan tot stand te brengen. De togt der beide korpsen werd door het naauwe terrein eenigzins vertraagd, ja, door het ineenschuiven der troepen werden sommige afdeelingen van het 11de korps uren lang opgehouden. St. Menges werd door de voorhoede van laatstgenoemd korps zonder veel moeite ingenomen, en ook Floing onder het vuur der artillerie gedeeltelijk veroverd en behouden. Een aanval der Fransche ruiterij onder generaal Gallifet op het 87ste regiment werd afgeslagen, en dit laatste bezette nu de hoogten tusschen Fleigneux en Illy tot aan de Givonne. Veertien batterijen van het 11de, 10de en 5de korps vormden op den middag ten noorden van de Franschen eene ontzettende vuurlijn van Floing af tot aan het Ardennerwoud, terwijl op de hoogten aan de overzijde der Givonne de garde-artillerie haar geschut liet spelen; dit kruisvuur was gerigt op de positiën der Franschen op de hoogvlakte van Illy en op het bosch van Garenne. De Franschen waagden nu een aanval op Floing, en hier ontstond een vreeselijke strijd, waarbij de kommandant van het 11de korps, generaal von Gersdorff, sneuvelde; hij eindigde echter met het verdrijven der Franschen uit Floing. Deze kwamen daarenboven in verwarring doordien generaal Wimpffen aan het 7de korps een gedeelte van het 1ste tot bijstand zond, maar tevens, om het naar Fond de Givonne teruggeworpene korps te ondersteunen, de divisie Dumont van het 5de korps uit het noorden ontbood, terwijl tusschen de elkander kruisende troepen tal van granaten werden geworpen, zoodat onderscheidene bataljons in volslagen wanorde veiligheid zochten in het bosch van Garenne. Om 2 uur verloren de Franschen ook den Calvaire d’Illy, waar een groot aantal gevangen werd genomen, en nadat een stoute aanval der Fransche kavalleriedivisie Marguerite was afgeslagen, werd door de 22ste en 10de divisie storm geloopen naar de hoogte van Floing en Cazal. De Fransche opperbevelhebber Wimpffen was thans overtuigd, dat hij zich in zijne positie rondom Sédan niet kon handhaven , zoodat hij het besluit nam, door de gelederen der, zoo hij waande, uitgeputte Beijerschen bij Bazeilles en la Moncelle met alle beschikbare troepen van het 1ste, 5de en 12de korps een weg te banen naar Carignan. Hij bragt evenwel slechts een gedeelte van die troepen bijeen, daar het 12de en 1ste korps reeds gedeeltelijk naar de vesting waren teruggekeerd. Niettemin rukte Wimpffen te 3 ure met de voorhoede voorwaarts, ontrukte aan de Beijerschen Balan, maar werd door het vernietigend vuur der Duitsche artillerie tot den terugtogt genoodzaakt. Ook andere wanhopige pogingen der Franschen, om door de Duitschers heen te breken, werden verijdeld.

Het bosch van Garenne was inmiddels bezet, en overal waren de Franschen omsingeld en in de vesting of onder hare wallen teruggedrongen. De Duitsche troepen begonnen tot deze te naderen, en om vier uur gaf koning Wilhelm, die gedurende den slag op eene hoogte ten zuiden van Frénois de bewegingen had gade geslagen, bevel tot een algemeen beschieten van Sédan, om de onvermijdelijke capitulatie te bespoedigen. De granaten deden er reeds op verschillende plaatsen brand ontstaan. Toen kwam de tijding, dat de Franschen het vuren staakten en op 2 poorten de witte vlag vertoonden. Op last des Konings hield het beschieten aanstonds op en de luitenant-kolonel Bronsart van den generalen staf vertrok als parlementair met den eisch, de vesting Sédan en het leger over te geven. Hij werd tot zijne verbazing vóór den Keizer gebragt, wiens aanwezigheid te Sédan onbekend was in het Duitsche leger. Met betrekking tot de capitulatie werd Bronsart naar generaal von Wimpffen verwezen. Intusschen schreef de Keizer tevens een brief aan den Koning, waarin hij zich krijgsgevangen verklaarde, en zijn adjudant Reille bragt dien des avonds te 7 uur in het hoofdkwartier.

De Koning noodigde in zijn antwoord Napoleon uit, een officier te magtigen, om over de capitulatie te onderhandelen, terwijl hij van zijn kant daartoe von Moltke benoemde, en gaf bevel aan het leger, zich van elken aanval te onthouden, maar tevens elke poging tot ontsnappen te verhinderen. Daartoe moesten zij dien nacht in de nabijheid der veroverde stellingen bivakkéren. Daarop begaf hij zich onder het gejubel der troepen naar zijn nachtkwartier te Vendresse. De generaals von Moltke en von Wimpffen kwamen nog in den avond van dien slag te Donchéry bijeen, doch konden het niet eens worden, daar de Fransche generaal zich niet wilde onderwerpen aan de gestelde voorwaarden, namelijk neerleggen der wapens en krijgsgevangenschap van het geheele leger. Hij keerde des nachts te 1 uur naar Sédan terug en riep er een krijgsraad bijeen van divisiegeneraals en korpskommandanten. Daarin stemden 30 van de 32 tegen het hervatten van den strijd. Niettemin weigerde von Wimpffen de onderhandelingen over de capitulatie weder aan te knoopen, en in zijne plaats verscheen in den morgen van den 2den September keizer Napoleon zelf en ontmoette von Bismarck op halfweg tusschen Sédan en Donchéry. Die beiden hadden in een huisje aan den straatweg eene langdurige bijeenkomst, waarbij de Keizer op de vraag, of hij genegen was over den vrede te onderhandelen, den kanselier verwees naar de Regéring te Parijs.

Toen von Bismarck daarop von Moltke ontbood, om met den Keizer over de capitulatie te spreken, begeerde deze, dat het Fransche leger zou worden overgebragt naar Belgisch grondgebied. Von Moltke wilde hierin niet treden en begaf zich naar den Koning te Vendresse, om met dezen te raadplegen. Daar inmiddels de door de Duitschers gestelde termijn, voor onderhandeling bestemd, te 9 uur verstreken was, werd aan von Wimpffen berigt, dat de Duitsche artillerie haar vuur hervatten zou, bijaldien de capitulatie te 10 ure niet gesloten was. Er kon geene sprake meer zijn van dralen; de voorwaarden, door von Moltke gesteld, werden aangenomen, en de capitulatie werd te 11 uur op het kasteel Bellevue bij Frénois onderteekend. Het geheele Fransche leger werd krijgsgevangen verklaard, met uitzondering van officieren, die op hun woord van eer wilden beloven, dat zij gedurende dien oorlog niet weder tegen Duitschland de wapens zouden voeren. Daarenboven moest de geheele legervoorraad, wapens, geschut, adelaars, vaandels, paarden, krijgskas enz., alsmede de vesting Sédan aanstonds overgegeven worden. Eerst na de onderteekening dezer capitulatie had op het kasteel Bellevue de bijeenkomst der beide monarchen plaats, die slechts een kwartier uurs duurde. Daarop begaf zich de gevangen Keizer onder geleide van een Pruissisch escorte over België naar Wilhelmshöhe bij Cassel, de voor hem bestemde verblijfplaats.

Aanstonds werd met de uitvoering der bedongene voorwaarden een begin gemaakt. Het Fransche leger, sedert 2 dagen van levensmiddelen verstoken en in en om Sédan opeengedrongen, bevond zich in een hoogst ellendigen toestand. Van de 130000 soldaten, met welke Mac Mahon den togt naar het noorden had aanvaard, was slechts een klein gedeelte (3000) over de Belgische grenzen ontsnapt en aldaar ontwapend; 3000 waren gesneuveld, 14000 gewond en 21000 gevangen genomen. Door de capitulatie kwamen 39 generaals, 230 stafofficieren, 26000 onder-officieren en 83000 man in krijgsgevangenschap. Tot den buit behoorden 419 stukken veldgeschut en mitrailleuses en 139 stukken vestinggeschut. De Duitschers hadden aan dooden: 190 officieren en 1832 man, en aan gewonden 282 officieren en 5627 man.

< >