Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Scherzer

betekenis & definitie

Scherzer (Karl von), een bekend reiziger en tevens schrijver van geographisch-statistieke werken, werd geboren te Weenen den 1sten Mei 1821 en koesterde reeds in zijne jeugd het plan, aldaar een letterkundig-artistiek instituut te doen verrijzen, zoodat hij in onderscheidene groote boekdrukkerijen werkzaam was. Toen hij echter in 1842 tot de uitvoering van zijn plan wilde overgaan, kon hij daartoe geen verlof verkrijgen van de regéring.

Sedert 1850 reisde hij om redenen van gezondheid in het zuiden van Frankrijk en in Italië en ontwierp daarna met Moritz Wagner het plan tot eene wetenschappelijke reis naar Amerika. Hij bezocht dan ook bij herhaling de Vereenigde Staten, alsmede West-Indië en Midden-Amerika en deelde zijne bevindingen mede in de werken: „Reisen in Nordamerika (met Wagner, 1854, 3 dln)”, — „Die Republik Costarica (1856)”, — „Wanderungen durch die mittelamerikanischen Freistaaten Nicaragua, Honduras und San Salvador (1857)”, terwijl hij ook eene uitgave bezorgde van het werk van Ximenes: „Las historias dal origen de los Indios de esta provincia de Guatemala (1857)”.

Op uitnoodiging van aartshertog Ferdinand Max nam hij voorts deel aan de Novara-expeditie (1857— 1859), welke hem in de gelegenheid stelde, Brazilië, het Kaapland, Indië, de Nicobaren, Singapore, Java, Manila, China, Australië, Nieuw-Zeeland, Tahiti en Chili te bezoeken. Zijne opteekeningen vormden de rijke bron voor het „Beschreibende Theil der Reise der österreichischen Fregatte Novara um die Erde in den Jahren 1857—1859 (1861—1862, 3 dln; 5de druk, 1876)”.

Daarna vertoefde hij bij aartshertog Ferdinand Max te Triëst, waar hij het „Statistisch-kommercielle Theil der Novara-Expedition (1864, 2 dln; 2de druk 1867)” bewerkte. Daarenboven schreef hij: „Aus dem Naturund Völkerleben im tropischen Amerika (1864)”.

De Keizer verhief hem na den terugkeer der Novara in den adelstand en benoemde hem in 1866 tot raad in het handelsministérie. In 1869 vergezelde hij de Oostenrijksche expeditie naar OostAzië (Siam, China, Japan), en hij gaf daarvan verslag in de „Fachmännischen Berichten (1872)”, aanvaardde in het begin van 1872 het consuls-ambt te Smirna, gaf het werk: „Smyrna, mit besonderer Rücksicht auf die geographischen, wirtschaftlichen und intellektuellen Verhältnisse von Vorder-Kleinasien (1873)” in het licht, en werd in 1875 consul-generaal der Oostenrijksch-Hongaarsche Monarchie te Londen.

< >