Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Schérer

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij :

Barthélemy Louis Joseph Schérer, generaal der eerste Fransche Republiek. Hij werd geboren den 18den December 1747 te Delle bij Belfort, was de zoon van een slagter, trad eerst in Oostenrijksche, daarna in Nederlandschen dienst en werd in 1791, na zijn terugkeer in Frankrijk, aldaar als kapitein bij het leger geplaatst.

In 1793 nam hij als adjudant-generaal van generaal Beauharnais deel aan den veldtogt aan de Rijn, klom in 1794 op tot divisie-generaal en verkreeg het opperbevel over eene divisie der Maas- en Sambre-armee. In 1795 zag hij zich met het opperbevel over het Alpenleger belast, en niet lang daarna met dat over het leger der Pyreneeën.

Na den Vrede van Basel aanvaardde hij in plaats van Kellermann het opperbevel in Italië, doch moest het, wegens zijne werkeloosheid na de overwinning bij Loano, in 1796 afstaan aan Bonaparte. In 1797 werd hij onder het Directoire minister van Oorlog, maar moest in 1799 de portefeuille nederleggen, waarna hij in plaats van Joubert weder naar Italië gezonden werd.

Toen hij echter achtervolgens by Pastrengo, Verona en Magnano de nederlaag leed en achter de Mincio en Oglio moest terugtrekken, gaf hij het kommando over aan Moreau en begaf zich naar zijn landgoed, waar hij den 9den Augustus 1804 overleed. Tot zijne regtvaardiging schreef hij: „Précis des opérations militaires de l’armée de l’Italie etc. (1799)”.

Edmond Sehérer, een Fransch godgeleerde der critische school. Hij werd geboren te Parijs den 8sten April 1815, studeerde aan het collège Bourbon, daarna in Engeland en eindelijk te Straatsburg in de theologie en werd in 1845 hoogleeraar in de uitlegkunde te Genève.

Wegens de verandering van zijne godsdienstige overtuiging in vrijzinnige rigting legde hij in 1850 die betrekking neder en werd in de Fransch-Protestantsche Kerk een van de leiders der liberale beweging. Jaren lang was hij mederedacteur van de „Bibliothéque universelle” te Genève, en in de laatste jaren schreef hij vooral in den „Temps”. Voorts hebben wij van hem: „Mélanges de critique religieuse (1860)”, — „La critique et la foi (1850)”, —A. Vinet, sa vie, ses écrits (1853)”, — „Lettres à mon curé (1853; 2de druk 1859)”, — „Etudes critiques sur la littérature contemporaine 1863—1874, 4 dln)”, — „Mélanges d’histoire religieuse (1864; 2de druk 1865)”, — en „Etudes critiques de littérature (1876)”.

< >