Sambilioeng, een rijk op Bonéo’s Oostkust, in het zuiden van de landstreek Berou, grenst in het noorden aan den Goenong Teboer, in het westen aan het Middellandsch gebergte, in het zuiden aan Koetei en in het oosten aan de Zee. Het heette tot 1834 Tandjong, van dien tijd tot 1850 Batoe Poetih, en verkreeg daarna zijn tegenwoordigen naam. Het telt op 552 ☐ geogr. mpl slechts 15000 inwoners, meerendeels onafhankelijke Dajaks, terwijl de overigen onder het bestuur van een Sultan staan.
Tot dit rijk behooren onderscheidene eilanden, en men verbouwt er: rijst, tabak, aardvruchten, maïs en suikerriet. Ook vindt men er: steenkolen, goede houtsoorten, geta-pertsja, eetbare vogelnestjes, tripang enz. De Sultan heulde er met een befaamd zeeroover, maar werd in 1857 door een paar marineschepen tot zijn pligt gebragt.