Saldanha Oliveira e Daun (Joao Carlos, hertog van) een Portugeesch staatsman, geboren den 7den November 1791 te Arinhaga en van moederszijde een kleinzoon van den beroemden markies van Pombal, studeerde te Coïmbra in de regten en in de natuurkunde, en zag zich daarna geplaatst bp het ministérie van Koloniën. Toen de Franschen het land in bezit namen en het Hof de wijk nam naar Brazilië, onderwierp Saldanha zich aan de vreemde heerschappij, maar kwam in 1810 in Engelsche gevangenschap. Vanhier vertrok hij naar Brazilië, trad er in krijgsdienst en zag zich met verschillende diplomatieke zendingen belast. Na de herstelling der Portugésche heerschappij benoemde Joao VI hem in 1825 tot minister van Buitenlandsche Zaken.
Na het overlijden des Konings, onder het regentschap van Isabella, werd hij stadhouder te Porto en dempte met kracht den opstand ter gunste van dom Miguël. Bij de invoering der grondwet werd hij minister van Oorlog, doch nam den 23sten Julij 1827 zijn ontslag, omdat hij de inhechtenisneming van twee geheime aanhangers van dom Miguël niet kon doorzetten. Daarop vertrok hij naar Engeland. Bij het berigt der troonsbeklimming van laatstgenoemde (23 Junij 1828) keerde hij naar Portugal terug en deed pogingen, zich aan het hoofd der liberalen aan de Souga te verzetten tegen de voorstanders des Konings, maar leed eene geweldige nederlaag, zoodat hij weder naar Engeland moest vlugten, vanwaar hij zich naar Frankrijk begaf. Daar verzamelden de aanhangers der jeugdige Koningin Maria da Gloria ongeveer 2000 man, om met hen op de kust van Portugal eene landing te beproeven; de expeditie werd echter door de Engelschen verijdeld, zoodat Saldanha naar Frankrijk terugkeerde. Hier riep hij de verstrooide Portugézen bijeen en bragt ze bij dom Pedro, die zich in Februarij 1832 derwaarts had begeven. Na de verovering van Porto werd hij tot chef van den generalen staf benoemd. Een aanval der Miguëllisten onder Bourmont werd door hem afgeslagen, en hij bestuurde vervolgens den veldtogt in Algarbië, welke met de bemagtiging van Lissabon eindigde.
Daarna belegerde hij Santarem en teekende den 26sten Mei 1834 de capitulatie van Evora met dom Miguël, waarbp deze afstand deed van de Kroon van Portugal. Saldanha werd nu tot maarschalk en in 1835 tot minister van Oorlog benoemd, maar legde reeds na een half jaar de portefeuille neder. Na het dempen der September-omwenteling van 1836, mede door Saldanha aangestookt, werd hij voor een tijd van 10 jaar verbannen. Eerst de beweging, welke in 1846 ontstond tegen de gebroeders Cabral, riep hem naar Portugal terug, waar hij vruchtelooze pogingen aanwendde tot beteugeling der revolutie. In 1848 trad hij op nieuw aan het hoofd van het ministérie, doch gaf weldra zoo doorslaande blijken van onbekwaamheid, dat hij weder moest aftreden. Toen de Koningin hem ook uit zijne betrekking aan het Hof ontsloeg, organiseerde hij den 8sten April 1851 een openbaren opstand, die hem gedurende 5 jaar als een zoo goed als onbeperkt dictator over Portugal deed heerschen. In Junij 1856 werd hij door den nieuwen koning, dom Pedro II, op aandringen der Cortes, ontslagen, waarna hij ook zijn post als opperbevelhebber van het leger nederlegde, en zich nogmaals aan het hoofd plaatste der oppositie. In 1862—1864 en in 1866—1869 was hij ambassadeur te Rome, werd in 1870 weder eerste minister, doch bleef het slechts korten tijd en ging in 1871 als gezant naar Londen, waar hij den 21sten November 1876 overleed.