Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Ruhnken

betekenis & definitie

Ruhnken (David) of Ruhnkenius, een uitstekend beoefenaar der Oude letteren, geboren den 2den Januarij 1723 te Stolpe in AchterPommeren, studeerde te Königsberg, Wittenberg en Leiden en maakte op laatstgenoemde plaats gebruik van de lessen van Tiberius Hemsterhuis. Dezen werd hij in 1757 als lector toegevoegd, ontving in 1761 eene aanstelling aldaar tot professor in de geschiedenis en welsprekendheid en overleed den 14den Mei 1798. Hij behoort tot de vermaardste philologen zijner eeuw, en van zijne geschriften noemen wij: „Epistolae criticae (1749—1751; 2de druk 1827)”, — eene uitgave van den „Timaeus (1754; 2de druk 1789)”, — eene van den „Hymnus in Cererem van Somenls (1780; 2de druk 1827)”, — eene van „Rutilius Lupus (1768 en later)”, — eene van „Vellejus Paterculus (1779, 2 dln; 2de druk 1830)”, — eene der „Opera van Muretus (1789, 3 dln)”, — „Elogium Tiberii Hemsterhusii (1768 en later)”, — „Opuscula oratoria, philologica et critica (1797)”, — „Lectiones academicae in antiquitates Romanas (1818)”, — „Dictata in Terentium (1825)”, — „Dictata in Suetonium (1830)”, — en „Dictata in Ovidii Heroidas (1831) ”. Zijn leven is beschreven door Wyttenbach.

< >