Rokitansky (Karl), een uitstekend geneeskundige en de grondlegger van de Duitsche pathologisch-anatomische school, geboren den 19den Februarij 1804 te Königgrätz in Bohemen, studeerde te Praag en te Weenen in de geneeskunde en werd in laatstgenoemde stad assistent bij de pathologisch-anatomische inrigting en in 1834 hoogleeraar in de pathologische anatomie. Daar hij tevens werkzaam was als prosector aan het groote ziekenhuis te Weenen en aan de geregtelijke snijkamer aldaar, vergaderde hij eene menigte waarnemingen, welke in zijn „Lehrbuch der pathologischen anatomie (1842—1846, 5 dln; 3de druk 1855—1861)” zijn opgenomen. Hij treedt daarin op als haematopatholoog en zoekt de oorzaak van alle ziekelijke verschijnselen in het bloed, — een stelsel, dat later plaats ruimde voor de cellulair-pathologie van Virchow.
Hij maakte ijverig gebruik van den microscoop en wees op het hooge belang der pathologische anatomie, welke hij tot grondslag legde voor eene pathologische Physiologie en voor het wetenschappelijk geneeskundig onderzoek in het algemeen. Op dien grondslag deden Skoda, Schuh, Engel, Hebra, Oppolzer, Dittrich enz. het gebouw der nieuwe diagnostiek, der physiologische pathologie en therapie verrijzen. Den 16den Julij 1875 ontving Rokitansky een eervol emeritaat en schreef nog: „Die Defecte der Scheidewände des Herzens (1875)”. — zijn oudste zoon Hans, geboren in 1835, een verdienstelijk opera-zanger, is verbonden aan de Hof-opera te Weenen, hoogleeraar aan het conservatorium aldaar en gehuwd met de zangeres Therese Lablache.