Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-08-2018

Rauch

betekenis & definitie

Christian Rauch, een uitstekend beeldhouwer van den jongsten tijd, geboren te Arolsen in Waldeck den 2den Januarij 1777, oefende zich bij den Hofbeeldhouwer Valentin, vervolgens te Cassel bij den beeldhouwer Ruhl en werd in 1797 kamerdienaar des Konings te Berlijn. Tevens vond hij gelegenheid om zich te oefenen in de kunst en bragt in 1802 een „Slapenden Endymion” op de tentoonstelling.

In 1804 vergezelde hij graaf Sandrecsky op eene reis door het zuiden van Frankrijk en trok met dezen over Genua naar Rome. Hier vond hij een begunstiger in den Pruissischen gezant Wilhelm von Humboldt en werd door Thorwaldsen en Canova met welwillendheid bejegend. Tot zijne aldaar vervaardigde kunstgewrochten behooren o.a. het borstbeeld van den dichter Zacharias Werner, de levensgroote borstbeelden van koningin Luise, van den graaf Wengersky en van den schilder Raphaël Mengs.

In 1811 riep de Koning van Pruissen hem naar Berlijn, om met andere kunstenaars een monument te ontwerpen voor koningin Luise. Het ontwerp van Rauch behaalde de overwinning, doch hij was naauwelijks met de uitvoering begonnen, toen eene zenuwkoorts hem op het ziekbed wierp. Tot herstelling zijner gezondheid ontving hij in 1812 verlof, om zijne taak in Italië te voleindigen, hetgeen dan ook te Carrara en te Rome geschiedde. Dit prachtige kunstwerk, de Koningin sluimerend op een rustbed voorstellend, werd in 1815 in een daartoe gebouwd mausoléum te Charlottenburg geplaatst en bezorgde den kunstenaar grooten roem. Niet minder fraai is een dergelijk beeld der Koningin, later naar Potsdam gebragt. In 1815 droeg de Koning hem op de standbeelden der generaals von Scharnhorst en von Bülow in marmer te beitelen. Hij maakte daarmede een begin te Carrara en voltooide dat werk te Berlijn.

Ook maakte hij te Carrara een aanvang met de vervaardiging van een standbeeld van keizer Alexander op last van graaf Ostermann-Tolstoi. In het geheel leverde hij, behalve zijne groote standbeelden, tot 1824 meer dan 70 borstbeelden, meestal van vorstelijke of beroemde personen. In 1826 voltooide hij het model van het reusachtig standbeeld van Blücher (41/2 Ned. el hoog), dat daarna in brons gegoten en te Breslau geplaatst werd. Een ander standbeeld van laatstgenoemden generaal, desgelijks in brons, prijkt te Berlijn tusschen het Koninklijk paleis en het operagebouw. Voorts werkte Rauch mede tot de vervaardiging der 12 standbeelden, die het van ijzer gegoten nationaal gedenkteeken op den Kruisberg te Berlijn versieren. In 1826 ontwierp hij het modél voor het monument ter eere van Francke te Halle.

Voorts vermelden wij van dezen meester: het gedenkteeken van Göthe te Frankfort aan de Main, het zitbeeld van koning Maximiliaan van Beijeren te München, het gedenkteeken van Luther te Wittenberg en dat van Dürer te Nürnberg. In 1840 voltooide hij de standbeelden van de koningen van Polen Mieczyslaus en Boleslaus Chrobry op last van graaf Raczynski voor de hoofdkerk te Posen. Voor het Walhalla beitelde hij in 1833 zes reusachtige Victoria’s in marmer, en twee andere van zijne hand versieren het kleine Paviljoen in den tuin te Charlottenburg. Daarna vervaardigde hij onderscheidene borstbeelden en bas-reliéfs. In den laatsten tijd van zijn leven hield hij zich hoofdzakelijk bezig met de vervaardiging van het prachtige monument van Frederik de Groote, dat in 1851 te Berlijn werd onthuld.

Tot zijne beste voortbrengselen behooren voorts de statuëtten, Geloof, Liefde en Hoop voorstellend, op het praalgraf der Koningin van Hannover. Rauch overleed te Berlijn den 3den December 1857. Hij was ongetwijfeld een van de eerste beeldhouwers onzer eeuw, die in zijne gewrochten eene dichterlijke opvatting met eene ongemeene natuurlijkheid wist te vereenigen. In 1865 werden al zijne kunstwerken tot een muséum vereenigd.

< >