Raimund (Ferdinand), een verdienstelijk tooneelspeler en tooneeldichter, geboren te Weenen den 1sten Junij 1790, betrad in 1808 te Preszburg het tooneel en verbond zich in 1813 te Weenen aan den schouwburg in de Josephstadt en in 1817 aan dien in de Leopoldstadt voor komieke rollen. Nadat hij aan laatstgenoemden schouwburg een tweetal jaren als directeur was werkzaam geweest, vervulde hij gastrollen in verschillende steden en vertoefde tusschentijds op zijn buitenverblijf bij Gutenstein. Den 5den September 1836 maakte hij door zelfmoord een einde aan zijn leven, uit vrees dat hij gebeten was door een dollen hond. Hij heeft door zijne talrijke en voortreffelijke kluchtspelen veel roem verworven.
Tot de beste behooren: „Der Bauer als Millionär (1826)”, — Der Alpenkönig und der Menschenfeind (1828)”, en — „Der Verschwender (1833)”. Hij verstond de kunst om den frisschen humor tot voertuig te maken van ernst en weemoed. Zijne „Gesammelte Werke” verschenen in 1837 in 4 en in 1855 in 9 deelen.