Radde (Gustav Ferdinand Richard), een vermaard reiziger en natuurkenner, geboren te Dantzig den 27sten November 1831, werd apotheker en volbragt, ondersteund door het Natuurkundig Genootschap zijner geboorteplaats, in 1852 eene reis naar de Krim, waar hij 3 jaar vertoefde. Daarna nam hij deel aan eene expeditie, door het Geographisch Genootschap te Petersburg uitgerust, naar het Baikalmeer, Daoerië, het gebied van de Amoer en het oostelijk gedeelte van het Sajaansche gebergte, zoodat hij na verloop van 5 jaren met eene aanzienlijke verzameling terugkeerde. Twee jaar later (1862) vergezelde hij den natuuronderzoeker von Baer naar Zuid-Rusland, werd in 1863 naar den Caucasus gezonden, en stichtte te Tiflis het Caucasisch muséum, waarover hij bij voortduring het opzigt heeft.
Des zomers zet hij zijne ontdekkingstogten voort. In 1864 bezocht hij de bronnen van de Ingoer, in 1865 Abchasië en den Elbroes, in 1866 Mingrelië, in 1867 de bronnen van de Koeroe in Kars, in 1868 Tabysch, in 1870 den zuid-westelijken hoek der Caspische Zee en de Toerkomenische steppen, in 1871 den middelloop van de Araxes, den Ararat en de bronnen van de Eufraat, in 1874 Adsjarië en Olti, alsmede Erzeroem, beklom den Bingoel-dagh en keerde over Kagysman en Alexandrópol terug, — vergezelde in 1875 eene expeditie naar den top van den Alagos, en bezocht in 1876 het merkwaardige volk der Tsjessoeren. Hij leverde onderscheidene opstellen in de „Mittheilungen” van Petermann, — voorts: „Reise im Süden von Ostsibirien (1862, 2 dln)”, — „Berichten über die biologisch geographischen Untersuchungen in den Kaukasuslandern”, — „Reisen im mingrelischen Hochgebirge (1866)”, — „Versuch einer Pflanzenphysiognomie der Krim”, — „Vorlesungen über den Kaukasus (1874)”.