Plataoae was in de dagen der Oudheid eene stad in Boeötië, aan de noordelijke helling van den Cithaeron, niet ver van de bronnen der Asopus, nabij de grenzen van Attica. Als eene trouwe bondgenoote der Atheners sedert 519 vóór Chr. leverde zij 1000 krijgsknechten in den slag bij Marathon, werd daarna op aanhitsing der haar vijandige Thebaners door Xerxes verwoest, maar na de zegepraal, door Pausanias en Aristides onder hare muren op de Perzen behaald (479), weder opgebouwd. In den Peloponnesischen Oorlog werd zij, nadat zij eene overrompeling door de Thebanen verijdeld had, na eene langdurige belegering (429—427) door de Lacedemoniërs vernield, waarna het meerendeel der bewoners eene wijkplaats vond te Athene. zij verrees na den Vrede van Antálcidas, maar werd in 372 nogmaals verwoest door de Thebanen; zij verhief zich echter onder de heerschappij der Macedoniërs wederom uit hare puinhoopen en bleef langen tijd bloeijen.
Men vond er een grooten tempel van Here (Juno) en een heiligdom van AtheneAreia (Pallas), met een reusachtig standbeeld dier godin van Phidias en met muurschilderijen van Polygnotus. Tot gedachtenis van bovengemelde zegepraal op de Perzen werden er de „Eleutheriën (Bevrijdingsfeesten)” gevierd. De overblijfselen dezer stad vindt men thans tusschen de dorpen Kokla en Krekoeki.