Phonoliet of klinksteen behoort tot de familie der trachieten en bestaat hoofdzakelijk uit eene digte of fijnkorrelige, lichtgrijze hoofdmassa van sanidien of sennidien en oligoklas, benevens nephelien, hoornblende, Nosean of Hauyn, magnesiaglimmer, bijna altijd met zeolieten, natrolieten, chabasiet, of analciem. Dikwijls zijn sanidienkristallen in die massa besloten, maar zij zijn zelden zoo groot als in trachiet, Voorts heeft men daarin hoornblendenaalden. Men heeft trachiet- en ook basaltvormig phonoliet. Het wordt wegens zijne eigenschappen, om zich in platen te verdeelen, ook wel met den naam van porflerlei bestempeld.
Zijn soortelijk gewigt is gemiddeld 2,5 en zijne hardheid komt met die van veldspaat overeen. Door zuren wordt een gedeelte zijner zelfstandigheid ontleed. Men vindt in klinksteen gemiddeld 59% kiezelzuur, 19% aluinaarde, 4,5% ijzeroxyde met een weinig mangaan, 12% kali en natron, 2—6% kalk en een weinig magnesia. Het phonoliet is van vulcanischen oorsprong en komt voor aan de Elbe, in het Boheemsch Middengebergte, in Thüringen, in Auvergne enz.