Pelouze (Théophile Jules), een verdienstelijk scheikundige, geboren den 26stenFebruarij 1807 te Valognes in het departement La Manche, wijdde zich aan de artsenijmengkunde, zag zich in 1827 geplaatst aan het Hospice de la Salpetrière, werkte in het laboratorium van Gay-Lussac, werd in 1830 hoogleeraar in de scheikunde te Rijssel en legde zich met ijver toe op de toepassing van de scheikunde op de nijverheid. In 1833 werd hij repetitor in de scheikunde en medehelper van Gay-Lussac aan de Polytechnische School te Parijs, waar hij zich verdienstelijk maakte door zijne uitstekende lessen, handige proeven en scherpzinnige onderzoekingen. In hetzelfde jaar werd hij waardijn der Munt. Als medehelper van Thénard en Dumas aan het Collége de France en aan de faculteit van wetenschappen wist hij een groot aantal hoorders te boeijen, en in 1846 stichtte hij er zijn laboratorium, waar velen zich vormden tot degelijke scheikundigen.
In 1848 werd hij voorzitter van de Munt, en in 1849 lid van het conseil municipal de la Seine. Pelouze is op het gebied der scheikunde gedeeltelijk zelfstandig en gedeeltelijk met Liebig en Frémy op eene hoogst verdienstelijke wijze werkzaam geweest. Hij overleed den 31sten Mei 1867. Van zijne geschriften vermelden wij: „Traité de chimie générale (met Frémy, 1849 , 3 dln; 2de druk, 1862—1865, 7 dln)”, — „Notions générales de chimie (met Frémy, 1863)”, — en „Abrégé de chimie (met Frémy, 1848; 7de druk, 1876)”.