De Palao- of Pelew-eilanden vormen eene Australische eilandengroep ten oosten van Mindanao. Zij worden gewoonlijk tot de westelijke afdeeling der Carolina-eilanden gerekend en bestaan uit 26 heuvelachtige, meestal smalle, door koraalriffen omgevene en zeer boschrijke eilanden, met eene gezamenlijke oppervlakte van 16,3 geogr. mgl. Het klimaat is er gezond, de bodem vruchtbaar en mild besproeid. Men heeft er geene rivieren, maar vele beken en bronnen.
Er groeijen kool- en kokospalmen, broodvruchtboomen, arecanoten, bamboes, katappanoten, suikerriet, pisang, yams enz. Tot de viervoetige dieren behooren er oorspronkelijk alleen ratten en vampyrs; runderen, schapen, geiten en zwijnen werden er uit Europa overgebragt. Men heeft er een overvloed van schildpadden, en de zee levert er veel visch en tripang. Het grootste eiland is Babeldzoeap met 8000 inwoners op 12 geogr. mijl. Het aantal inwoners van al de Palao-eilanden wordt geschat op 10000; het zijn donker koperkleurige Maleijers van meer dan middelmatige lengte, met lang zwart haar.
De mannen gaan er geheel naakt, en de vrouwen dragen kleine, om de heupen gebondene schortjes van kokos- of pisangvezels. Zij tatoeëren armen en beenen met groote zorgvuldigheid. Men beschrijft hen als welwillend en zachtmoedig. Deze eilanden werden in 1696 ontdekt en in 1710 door den Spanjaard Padilla bezocht, maar eerst door Wilson, die er in 1783 schipbreuk leed, meer bekend gemaakt. Gedurig kwamen er na dien tijd Engelsche schepen om tripang, schildpad en schelpen te halen.