Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Padden (De)

betekenis & definitie

Padden vormen met de kikvorschen eene familie der kruipende dieren, namelijk die der Batrachii. In het eerste tijdperk van hun leven ademen zij als larven door uitwendige en later door inwendige kieuwen. Deze laatsten bestaan uit kleine, in takjes verdeelde kammen, aan 4 paar kieuwbogen verbonden. Aanvankelijk bezitten zij een staart en geen pooten; bij de larve of het donderpadje komen eerst de achterste pooten te voorschijn en vervolgens de voorste, en daarna verdwijnt de staart.

De padden zijn nachtdieren, welke in de duisternis op wormen, insekten en slakken azen. Het liefst houden zij hun verblijf in vochtige bosschen en landerijen, zelden in het water. De gewone pad (Bufo vulgaris Laur.) is roodachtig grijs van kleur en heeft talrijke roode wratjes, — voorts vaal aan den buik, terwijl de iris der oogen rood is. Zij brengt den winter door in gaten onder den grond en is vuil bruin, wanneer zij in de lente weder te voorschijn komt. De olijfgroene pad (B. calamites) is kleiner en meer gedrongen van vorm, en het regenboogvlies van hare oogen is groen. Men heeft in Europa en vooral in de andere werelddeelen nog onderscheidene soorten van padden.