Osseten is de naam van een Indo-Germaanschen stam uit den Caucasus. Deze bewoont er onderscheidene dalen en berghellingen ten noorden en zuiden van de Centraalketen. De taal der Osseten komt het meest overeen met het Pehlewi en het Armenisch; zij bevat onderscheidene tongvallen. Het ras der Osseten is op verre na niet zoo schoon als dat van andere stammen uit den Caucasus.
Hunne kleeding bestaat uit een kort hemd, een broek en een opperkleed van grof laken. Zij bedienen zich van schoenen, welke uit garen en riemen gevlochten zijn, doch in den winter van vilten laarzen, en dekken het hoofd met eene vilten muts. Tempels of kerken hebben zij niet, en hunne godsdienst is een zonderling mengsel van Mohammedaansche, Heidensche en Christelijke gebruiken. — In ouden tijd vormden de Osseten een magtig volk, hetwelk onder één opperhoofd het grootste gedeelte van den Caucasus, benevens de steppen tot aan de Don en de Wolga bezat. Batoe Khan verdreef hen in de 13de eeuw uit de vlakten naar het gebergte, en later werden zij overwonnen door Timoer, die hen onder de heerschappij stelde van een emir. Vervolgens werden zij door de Tsjerkessen meer en meer in het gebergte teruggedrongen.