Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Nîmes

betekenis & definitie

Nîmes, de hoofdstad van het Fransche departement Gard, aan de Vistre en aan den spoorweg van Tarascon naar Alais (met een zijtak naar Montpellier) gelegen, is de zetel van den prefect en van het departementsbestuur, van een bisschop en van onderscheidene geregtshoven enz. De eigenlijke stad is zeer oud, en men vindt er naauwe, kromme straten, onregelmatige pleinen en weinig merkwaardige gebouwen. Regelmatiger en fraaijer zijn de voorsteden, vooral Crucimèle en Richelieu, die van de eigenlijke stad door breede boulevards zijn gescheiden.

De belangrijkste gebouwen zijn er: de hoofdkerk van St. Castor, de St. Paulskerk, de zonderlinge kerk der heilige Perpétué en Félicité, de groote Protestantsche kerk, het paleis van justitie en de schouwburg. Op de esplanade verheft zich eene schoone fontein met standbeelden van Pradier. Men heeft er een lycéum, een cursus voor toegepaste schei- en natuurkunde, eene kweekschool voor onderwijzers en voor Protestantsche onderwijzeressen, eene teeken-, nijverheids- en muziekschool, eene openbare boekerij met 50000 deelen en 200 handschriften, eene Protestantsche bibliotheek, een muséum voor kunst en oudheden, een voor natuurlijke historie, eene académie en onderscheidene genootschappen. Ongemeen bloeit er de nijverheid. Wel kwijnt er sedert 1750 de zijdeweverij, maar deze is vervangen door andere takken van industrie, door het vervaardigen van tapijten, sjaals, foulards, gordijnstoffen enz., die 5500 werklieden bezig houden. Daarenboven heeft men er looijerijen, schoenmakerijen, metaalgieterijen enz., benevens een levendigen handel, vooral in wijn, brandewijn, zijde, cocons, graan, meel, specerijen en koloniale waren. De bevolking bedroeg in 1872 ruim 62000 zielen, waaronder zich bijna 16000 Protestanten bevonden.

In de stad en hare omstreken vindt men vele overblijfselen der Romeinsche oudheid, vooral een amphitheater voor 20000 personen, vermoedelijk uit den tijd van keizer Hadrianus. Voorts heeft men er het Maison Carrée, eene soort van tempel met Corinthische zuilen, door Hadrianus gesticht en in 1689 door Lodewijk XIV, in 1820 door Lodewijk XVIII hersteld, — den Tour magne, een ouden wachttoren, aan wiens voet zich Romeinsche baden bevinden, — een triumfboog en een tempel van Diana. — Nîmes droeg in den tijd der Romeinen den naam van Nemausus. In 465 vóór Chr. werd de stad door de West-Gothen en in 729 door de Saracenen veroverd, die haar tot aan den tijd van Pipijn in bezit hielden. Nadat zij aan het Frankische rijk was toegevoegd, regeerden er burggraven (vicomtes), onderworpen aan de hertogen van Septimanië. In de 10de eeuw maakten zij zich onafhankelijk en aanvaardden den titel van graaf. Nadat de Koning van Aragon zich de stad als leengoed toegeëigend had, maakte Lodewijk VIII van Frankrijk zich in 1226 van haar meester, en zij werd in 1259 aan Lodewijk IX afgestaan. In de 16de eeuw was zij eene van de hoofdplaatsen der Hugenoten, en later heerschte er steeds eene verregaande verdeeldheid tusschen de Protestantsche en R. Katholieke ingezetenen, die vooral in dagen van reactie aanleiding gaf tot eene bloedige vervolging van eerstgenoemden.

< >