Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Müffling

betekenis & definitie

Müffling (Friedrich Ferdinand Karl, vrijheer von), met den geslachtsnaam Weisz, een Pruissisch veldmaarschalk, geboren te Halle den 12den Junij 1775, trad in 1787 als jonker in dienst bij een fuselierbataljon, waarmede hij in 1790 naar Silézië trok, terwijl hij van 1792—1794 deel nam aan den veldtogt tegen Frankrijk. Van 1707—1802 bevond hij zich bij de trigonometrische opmeting van Westfalen voor de kaart van Lecoq, voorts in 1803 als eerste luitenant bij de graadmeting in Thüringen. In 1805 kwam hij als kapitein bij den generalen staf, stond in 1806 bij het korps van den hertog van Weimar, voegde zich na den slag van Jena bij Blücher en bragt de capitulatie van Rattkau tot stand. In 1808 kwam hij als lid van den geheimen raad te Weimar in dienst, trad in 1813 weder in de Pruissische gelederen en werd als luitenant-kolonel aan den generalen staf van Blücher toegevoegd.

Na het gevecht bij Hanau werd hij kolonel, voorts kwartiermeester generaal bij het leger in Silézië, na den volkerenslag bij Leipzig generaal-majoor en na den eersten Vrede van Parijs chef van den generalen staf bij het leger aan de Rijn. In 1815 kwam hij bij het Britsche leger onder Wellington. Na de tweede verovering van Parijs zag hij zich benoemd tot gouverneur van die stad en tot 1826 bleef hij als gevolmagtigde van Pruissen in het hoofdkwartier van Wellington. Hier vereenigde hij zich met Fransche geleerden en officieren tot eene graadmeting tusschen Duinkerken en den Seeberg. In 1818 woonde hij het congres te Aken bij, en in 1820 werd hij chef van den generalen staf van het Pruissische leger. Als luitenant-generaal vertrok hij in 1829 met eene zending naar Constantinopel, om de Porte tot het sluiten van den vrede met Rusland te bewegen en werd in Maart 1832 generaal van het 7de arméekorps, in 1837 gouverneur van Berlijn, en in 1841 president van den Staatsraad. In 1847 ontving hij het door hem gevraagde ontslag met den titel van generaal-veldmaarschalk, alsmede als dotatie het landgoed Wandersleben en vestigde zich daarna te Erfurt, waar hij den 16den Januarij 1851 overleed. Van zijne geschriften vermelden wij: „Operationsplan der preuszisch-sächsischen Armee 1806 (1806)”, — „Marginalien zu den Grundsätzen der höhern Kriegskunst für die österreichischen Generäle (1808, 2de druk, 1810)”, — „Die preuszisch-russische Kampagne im Jahr 1813 (1813, 2de druk, 1815)”, — „Geschichte des Feldzugs der englisch-hannöverisch-niederländischen und braunschweigischen Armee unter dem Herzog von Wellington und der preuszischen unter dem Fürsten Blücher im Jahr 1815 (1815)”. — „Beitrage zur Kriegsgeschichte der Jahre 1813 und 1814; die Feldzüge der Schlesischen Armee (1824, 2 dln)”, — „Betrachtungen über die groszen Operationen und Schlachten (1825)”, — „Napoleons Strategie im Jahr 1813 (1827)”, — en het nagelaten geschrift: „Aus meinem Leben (1851; 2de druk, 1865).”

< >