Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Michelet

betekenis & definitie

Onder dezen naam vermelden wij:

Jules Michelet, een uitstekend Fransch geschiedschrijver. Hij werd geboren te Parijs den 21 sten Augustus 1798, studeerde in de letteren en werd in 1830 chef der historische afdeeling in het Rijks-archief, terwijl hij tevens de betrekking waarnam van plaatsvervanger van Guizot aan de Sorbonne. In 1838 werd hij lid van de Académie des sciences morales et politiques en hoogleeraar in de geschiedenis aan het Collège de France. De studenten waren ongemeen met hem ingenomen, vooral omdat hij deelde in hun afkeer van het Jezuïetismus en van de reactie.

Daardoor ontstonden zijne brochures: „Des Jésuites”, met Quinet opgesteld, — „Du prêtre, de la femme et de la familie (1844)”, — „Du peuple (1846)”, enz. In het omwentelingsjaar 1848 was zijn leerstoel die der roode republiek, zoodat de regéring in 1851 een einde maakte aan zijn onderwijs. Daar hij na de gebeurtenissen van 2 December 1851 den huldigingseed weigerde, verloor hij zijne betrekking als archivaris. Van dien tijd af woonde de vurige strijder bij afwisseling in Bretagne en te Parijs. Tot ontspanning hield hij zich bezig met natuurlijke historie, en schreef : „L'oiseau (1856)”, — „L’insecte (1857)”, — „L’amour (1858)”, — „La femme (1859)”, — „La socière (1863)”, enz. Doch het grootste gedeelte van zijn tijd besteedde hij aan zijn uitstekend boek : „Histoire de France (1833—1866, 16 dln)”, met het vervolg: „Histoire de la révolution Française (1847—1853, 7 dln)” en aan andere geschriften van geschiedkundigen inhoud. Van zijne overige werken noemen wij : „Précis de 1’histoire moderne (1833)”, — „Histoire romaine républicaine (3de druk; 1842, 2 dln)”, — en „Introduction à l’histoire universelle (3de druk. 1844)’’. Deze geniale schrijver overleed op de Iberische Eilanden den 8sten Februarij 1874.

Karl Ludwig Michelet, een verdienstelijk Duitsch wijsgeer. Hij werd geboren te Berlijn den 4den December 1801, studeerde aldaar in de regten, aanvaardde eerst eene regterlijke betrekking, doch zette weldra zijne studiën voort, werd in 1824 doctor in de wijsbegeerte, en hierop eerst onderwijzer aan een gymnasium te Berlijn, toen privaatdocent en in 1829 hoogleeraar aan de universiteit aldaar. Van zijne geschriften vermelden wij: „Das System der philosophischen Moral (1828)”, — „Die Ethik des Aristoteles in ihrem Verhältnisse zum Systeme der Moral (1827)”, — „Examen eritique du livre d’Aristote, intitulé Méthaphysique (1836)”, door de Académie des Sciences morales et politiques te Parp bekroond, — „Geschichte der letzten Systeme der Philosophie in Deutschland von Kant bis Hegel (1837—1838, 2 dln)”, — „Entwickelungsgeschichte der neuesten Deutschen Philosophie (1843)”, — „Anthropologie und Psychologie (1840) ”, — „Vorlesungen über die Persönlichkeit Gottes und die Unsterblichkeit der Seele oder die ewige Persönlichkeit des Geistes (1841) ”, — „Die Epiphanie der ewigen Persönlichkeit des Geistes, eine philosophische Trilogie (1847—1852, 3 dln)”, — en talrijke brochures en opstellen in tijdschriften. Ook vermelden wij nog: „Eine Ital. Reise in Briefen (1856; 2de druk 1864)”, — vooral: „Die Geschichte der Menschheit in ihrem Entwickelingsgange seit dem J. 1775 bis auf die neuesten Zeiten (1859—1860, 2 dln)”, — en nog: „Naturrecht, oder Rechtsphilosophie als die praktische Philosophie (1866, 3 dln)”.

< >