Metastasio (Piétro Antonio Domenico Bonaventura), een uitstekend Italiaansch dichter, geboren te Assisi den 12den Januarij 1698, was de zoon van een behoeftig handwerksman, Trapassi genaamd. Reeds op 10-jarigen leeftijd onderscheidde hij zich door de gave der improvisatie, zoodat de vermaarde regtsgeleerde Gravina hem de gelegenheid bezorgde tot eene wetenschappelijke vorming. Nadat de jongeling zijn naam in het Grieksch had omgezet, legde hij zich toe op de regtsgeleerdheid, maar staakte die studiën, toen zijn weldoener hem erfgenaam had gemaakt van een aanzienlijk vermogen, zoodat hij zich onbezorgd en onverdeeld aan de dichtkunst kon wijden. Eerst beproefde hij zijne krachten aan een treurspel en bepaalde zich daarrna, op aansporing der zangeres Bulgarini, bij het lyrisch drama.
Op die wijze werd hij de schepper van het nieuwe ltaliaansche zangspel. Zijn: „Didone abandonnata”, in 1724 te Napels opgevoerd, maakte grooten opgang, en werd achtervolgd door eenige opera’s, die met grooten bijval werden begroet. Keizer Karel VI benoemde hem in 1729 tot Hofdichter met een jaargeld van 4000 gulden, zoodat hij het volgende jaar naar Weenen vertrok. Toen na ’s Keizers dood de schouwburg gesloten werd, vervaardigde Metastasio een groot aantal cantaten, van welke echter slechts weinige in den smaak vielen van het publiek. Hij ontleent zijn roem aan zijne opera’s, welke zich door een edelen stijl, een lyrisch karakter en een welluidenden versbouw onderscheiden. Ook vertaalde hij eenige hekeldichten van Juvenalis en Horatius. Hij overleed te Weenen den 12den April 1782, waar in 1855 in de ltaliaansche Kerk een gedenkteeken ter zijner eer verrees. Zijne gezamenlijke werken verschenen in 12 (1780—1782 en later in 20 deelen (1816—1820).