Melafier, ook zwart porfier genaamd, bestaat uit oligoklas en kiezelaarde, somtijds vermengd met oeraliet. In dit laatste geval heet het ook oeralietporfier. Dit gesteente is zeer taai en dikwijls zuil- of kogelvormig gebarsten. In vele melafiersoorten vindt men magnesiaglimmer, en dan draagt het den naam van glimmerporfier.
Het melafler is zwart of groenzwart van kleur, evenals het basalt, maar onderscheidt zich van dit laatste door een geringer soortelijk gewigt (2,65—2,76). De zeer fijnkorrelige massa is ook wel rood en bruin en zoo hard als veldspaat. Voor de blaasbuis kan men ze smelten tot groen of zwart glas. De melafiersoorten bevatten 551/2— 62% kiezelaarde, 101/2—19% aluinaarde, 3,9—14% ijzeroxydule en ijzeroxyde, 2—101/2% kalkaarde, 0,5—0,6% magnesia, 1,3—1,7% kali, 2—7% natron en 1—2,75% water, chloor en fluor. Vele melafieren zijn magnetisch. Het melafler verweert zeer ligt en verkrijgt hierdoor eene geelachtig-bruine korst. Men vindt het in het Thüringerwoud, in den Harz, in Silézië, in de Vogezen, in het Odenwald enz.